door Henriëtte van Zwet, regiocorrespondent sKBL
Buitenplaats Zonheuvel in Doorn is in 1903 gebouwd door Maarten Maartens (1858-1915), de schrijversnaam van Jozua Marius Willem van der Poorten Schwartz. Maartens was schrijver van Engelstalige romans, toneelstukken en poëzie. Zijn humoristische, kritische verhalen betroffen vooral zijn eigen stand, dominees en artsen. Van huis uit leefde hij op ruime voet in Londen, Bonn en Utrecht, waar hij respectievelijk schoolging, internationale scholen bezocht en promoveerde als jurist. Zijn vader Carl Schwartz was een gekerstende Poolse Jood en zijn moeder een afstammelinge van de puissant rijke patriciërs Van Vollenhoven, bierbrouwers van De Gekroonde Valk. Vermoedelijk hanteerde hij zijn pseudoniem Maarten Maartens, omdat hij ongetwijfeld weerstand ondervond met zijn Joods klinkende achternaam Schwartz in de toen heersende klassenmaatschappij.
Naast schrijven waren zijn hobby’s reizen en kunst verzamelen. Hij huwde zijn nicht Anna van Vollenhoven. Hij had een internationale vriendenkring, die hij geregeld bezocht met Anna, hun dochter Ada, butler Willem Kirpestein en Ada’s gouvernante. Natuurlijk wilde hij die vrienden en zijn uitgebreide familie ontvangen in een aan zijn stand verplicht huis.
Buitenplaats Zonheuvel
‘The pink house, with its lines of green shutters, slid into view, amongst its roses, terraced and trellised, low and long on the gentle grass-slope, against chestnut and beech,’ schreef Maarten Maartens. Dat huis werd buitenplaats Zonheuvel in Doorn. Het laat-Victoriaanse buitenleven was de nieuwe internationale stijl geworden en Maartens volgde dat voorbeeld. Zoals gebruikelijk voor een gentleman was het huis ruim opgezet. De indeling van Zonheuvel werd een afspiegeling van het woongedrag en de etiquette van buitenplaats bezitters. Het huis was ingedeeld in drie zones: een zone voor het gezin, voor gasten en voor het personeel.
Enfilades en een dienstkamer
Gezinsleden gebruikten de interne routes, de zogenaamde ‘enfilades’. Anna’s boudoir, Maartens’ bibliotheek, de muziekkamer, de zitkamer en de eetkamer waren middels interne deuren met elkaar verbonden. Gasten betraden beide zitkamers en de eetkamer vanuit de gang en via de enfilades. Personeel ontving de gasten in de vestibule en begeleidde hen naar de gewenste kamer via de gangdeuren.
Naast de eetkamer was de ‘dienstkamer’. Hier haalde het personeel de in het souterrain voorbereide gerechten met een handbediende etenslift naar boven, warmden de gerechten op en serveerden deze in de eetkamer. Het personeel betrad de eetkamer via een gecapitonneerde deur, zodat geen geluid uit de eetkamer doordrong in de dienstkamer en vice versa.
Slechts eenmaal per dag kwamen de drie groepen kort tezamen in een ruimte. Voor de dagopening om acht uur betraden de kindermeisjes en bediendes de eetkamer met meegenomen keukenstoelen, die zij via de bediendentrap uit het souterrain naar boven hadden gezeuld. Na het gebed door Maartens bleven de volwassenen, grotere kinderen en hun gouvernantes in de eetkamer ontbijten. De jongste logees met hun kindermeisjes vertrokken met het personeel naar het personeelsverblijf in het souterrain, via de bediendentrap.
Personeelsverblijven in het souterrain, op zolder en op het terrein
Behalve dat de bewoners geen hinder moesten ondervinden van hun personeel, mocht het personeel elkaar ook niet hinderen. In het souterrain waren daarom gebruikszones toegepast, gebaseerd op scheiding der sexen. Er waren aparte zitruimten voor de ‘booien [dienstmeisjes] en voor de knechten’. Voor de logerende kleine kinderen en hun gouvernantes en kindermeisjes was tevens een zitkamer aanwezig, mooi gelegen met zicht op de hertenkamp.
Natuurlijk waren ook de slaapruimtes voor het personeel gescheiden. De mannen sliepen in huisjes en in het poortgebouw op de buitenplaats. De keukenmeid, binnenmeid, dienstmeisjes, kokkin, Ada’s gouvernantes en kindermeisjes sliepen in zolderkamers.
Slaapkamers voor het gezin en hun logees
De slaapetage voor het gezin en hun logees kon worden bereikt via een monumentale bordestrap, met ernaast een bediendentrap. Deze bordestrap was afgesloten met deuren op zowel de beletage als de slaapverdieping. Ook daar waren de kamers verbonden middels een interne routing. Na de torenbel van zes uur hielpen kameniersters, gouvernantes en kindermeisjes gezinsleden en gasten daar met het verkleden voor het diner. Naast de bediendentrap lag de ‘badkamer’, zodat het personeel, komend uit het souterrain, het warme water kon aan- en afvoeren. Via de diensttrap bereikte de kamenierster de was-, droog- en strijkruimtes in het souterrain.
Dankzij het ondergronds waterreservoir onder de Franse tuin bevond zich op elke verdieping een toilet , ook op de zolder en in het souterrain voor het personeel. Elektriciteit was er niet en werd gezien als een overbodige luxe, want personeel zorgde immers voor licht en warmte. Naast kaarsen bleven petroleum-, olie- en gaslampen nog lang in gebruik ter verlichting en verwarming. De ontvangstkamers en -zalen en de slaapkamers op de eerste verdieping werden verwarmd middels open haarden, door de bedienden aangestoken en gedoofd. Brandstof lag in het souterrain opgeslagen en moest dus de trappen op gedragen worden. De zolderkamers voor het vrouwelijke personeel werden ’s winters verwarmd met kachels.
Huidige situatie
Na het overlijden van haar beide ouders, heeft dochter Ada de scheiding tussen de werk- en woonzones van haarzelf en het personeel opgeheven. Het huis werd na de oorlog een schoolbuitenhuis en conferentieoord voor internationale jeugd (behalve Duitse jongeren…). Sinds 1961 zijn het Maarten Maartenshuis en het landgoed in gebruik door het Slotemaker de Bruïne Instituut (SBI) als trainings- en opleidingsinstituut. De architectonische indeling is gehandhaafd en de inrichting is grotendeels in stand gebleven.