Wat een ‘historische buitenplaats’ precies is, daarover verschillen de meningen. Wij hanteren hier de volgende definitie:  Een historische buitenplaats is een monumentaal huis dat met een of meer bijgebouwen een harmonieus geheel vormt met een omliggende tuin of park.
Weg van de vervuilde stad
De meeste buitenplaatsen zijn gebouwd tussen 1620 en de 20ste eeuw, veelal in opdracht van rijke stedelingen. Zij lieten hun buitenplaats aanleggen in het landelijke gebied van Midden- en West-Nederland. Vooral in de zomermaanden konden zij daar afstand nemen van de lawaaierige, ongezonde stad. Ver weg van de vervuilde stinkende grachten en de vele soms dodelijke epidemieën.
Cultureel verpozen
Met een buitenplaats werd een particulier paradijs of oase gecreëerd. De bewoners konden er genieten van de landelijke omgeving. Ze brachten de dagen door met lezen en muziek, met het kweken van bloemen en planten en het verzorgen van dieren.
Buitenplaats of kasteel?
Sommige buitenplaatsen lijken veel op een kasteel. Maar er zijn verschillen. Zo waren buitenplaatsen meestal in het bezit van rijke burgers; kastelen daarentegen waren vanouds eigendom van edellieden. Bij kastelen speelt het park of de tuin een andere rol en de meeste zijn veel ouder dan buitenplaatsen. Wel zijn in de loop van de tijd verschillende kastelen omgebouwd tot buitenplaats.
De complex historische buitenplaats
Een onbeschadigd gebleven buitenplaats, waarbij hoofdgebouw, bijgebouwen en tuin volledig intact zijn, heet officieel een ‘complex historische buitenplaats’. Deze buitenplaatsen bevinden zich vooral in Holland, Zeeland en het westelijk deel van Utrecht. In het noordelijke, oostelijke en zuidelijke deel van ons land komen ze minder vaak voor. Daar woonde vanouds meer adel dan in de kustprovincies, waar de rijke stedelijke kooplieden woonden. Sommige buitenplaatsen komen voort uit zogenoemde steenhuizen, zoals borgen, states of havezaten. Daar kunt u hier meer over lezen.
Wonen, recreëren en werken
Een aantal buitenplaatsen komt voort uit pachtboerderijen. De grondeigenaar, die in de stad woonde, kon van een pachtboerderij een kamer opeisen waar hij exclusief gebruik van mocht maken. Zulke kamers noemen we ‘herenkamers’. De stedelijke landeigenaar verbleef daar met zijn familie tijdens de zomer.
Het kon dan gebeuren dat de eigenaar de hele boerderij onder handen nam. De pachter kreeg elders onderdak en de boerderij werd omgebouwd tot buitenverblijf. Vaak voorzien van een plezier- en moestuin, waterpartijen, beeldhouwwerken en bijgebouwen voor koets en paarden.
Boeiende mix van historie en moderniteit
De meeste buitenplaatsen werden vooral ’s zomers benut om te recreëren. Dat gebeurde ook op de meer oostelijk gelegen landgoederen, maar daar heerste het gehele jaar veel activiteit. Het onderhoud en het behoud van de vaak uitgestrekte landerijen waren namelijk buitengewoon arbeidsintensief. Het ging toen niet alleen om verpachting, bos- en landbeheer, maar soms ook om lokale, sociale en politieke taken.
Inmiddels bieden veel landgoederen een interessante mix van historische en eigentijdse elementen. Meer hierover leest u op de pagina over landgoederen.