door Bjorn Storm, cultuurhistoricus en werkzaam bij het Muiderslot
Huisknechten, linnenmeisjes, tuinmannen en gouvernantes; tegenwoordig zijn ze haast alleen nog te zien in films, maar vóór de Tweede Wereldoorlog waren deze personeelsleden zeer gebruikelijk bij de adel. Ook bij de familie Van Tuyll van Serooskerken op slot Zuylen was er een heel personeelsteam. Lang is aangenomen dat upstairs en downstairs strikt gescheiden waren van elkaar. Maar was dat bij slot Zuylen echt het geval? Dit artikel onderzoekt de verhoudingen tussen de personeelsleden en de familie Van Tuyll van Serooskerken op slot Zuylen en zoomt in op het (personeels)leven op slot Zuylen in de periode 1900-1940. De focus ligt daarbij op het huispersoneel, het personeel dat direct betrokken was bij het dagelijks leven van de familie.
Slot Zuylen in de jaren dertig. Fotocollectie Slot Zuylen.
Iets te weten komen over het personeel van de adel is lastig. Bronmateriaal over het huispersoneel is tenslotte schaars, maar met creatief zoeken is er toch nog genoeg te achterhalen. Een bewaarde personeelslijst uit 1917 toont dat het vaste huispersoneel bij slot Zuylen uit acht mensen bestond; een huisknecht, keukenmeid, linnenmeid, werkmeid, koetsier, tuinbaas, opzichter en een schoonmaakster. Vier daarvan waren inwonend in het slot. Waar hun kamers waren, is te achterhalen op basis van een inventarislijst uit 1908 die gemaakt is voor de brandverzekering. Bij de kelder wordt melding gemaakt van een ‘knechtskamer’ en op zolder van een ‘meidenkamer’. Ruimtelijk gezien was het personeel dus strikt gescheiden van de familie. Beide personeelsslaapkamers waren voor 200 gulden verzekerd. Schijnbaar was de inboedel van de kamers dus dermate belangrijk of waardevol dat het verzekerd werd. Tegelijkertijd waren de zolder en de kelder uiteraard de minst gerieflijke ruimtes in het kasteel.
De personeelssamenstelling die inwonend was in het slot: drie ‘meiden’ en een huisknecht. Foto is gemaakt op de brug naar het voorplein van slot Zuylen omstreeks 1900-1905. Fotocollectie Slot Zuylen.
Desalniettemin deelden de personeelsleden op Zuylen veelal mee in de moderniseringen die plaatsvonden op het slot. In de periode 1910-1940 werden veel adellijke huizen voorzien van elektrisch licht en centrale verwarming. Ook Zuylen kreeg deze voorzieningen en de personeelsvertrekken werden daarbij niet overgeslagen. Zo werd er in 1922 in vrijwel alle kamers in het kasteel elektrisch licht aangelegd. De werkzaamheden van het personeel werden bovendien verzacht door de aankoop van een ‘motor-waschküche’ in Duitsland. Aangedreven door een motortje kon dit apparaat het wasgoed tussen twee walsen strak maken en drogen.
Dergelijke moderniseringen die ook het personeel bereikten, waren belangrijk omdat het vanaf 1920 steeds lastiger was om personeel te vinden. Alternatieve beroepen, bijvoorbeeld in de fabriek met afgebakende arbeidstijden, kwamen steeds meer in trek. Dit is ook terug te zien in de manier waarop de familie personeel zocht. Vacatures werden niet meer enkel in de lokale krant geplaatst, maar ook in landelijke kranten of in regionale kranten uit een ander gebied. Zo werd de advertentie voor een werkmeid in 1926 ook in de Emmer Courant geplaatst. Hemelsbreed maar liefst 140 kilometer van het slot vandaan! Veel andere adellijke families werden ook soepeler in de godsdienstige eisen aan het personeel. Bij Zuylen was dat niet het geval. De advertenties blijven consequent vermelden dat de kandidaat protestants moest zijn.
Een krantenadvertentie in de Emmer Courant waarin de barones aangeeft een werkmeid te zoeken. De vermelding ‘P.G.’ geeft aan dat een protestantse kandidaat gewenst was. Bron: Delpher.
Niet alleen de personeelsslaapkamers waren weggestopt. Het personeel gebruikte ook andere routes in het slot. Zo stonden de voorraadkelders direct in verbinding via een lange trap met de keuken die zich op de beletage bevond. Vanuit de keuken was er weer een speciale personeelsroute naar de eetkamer. Deze route liep via twee kleine kamertjes in een aanbouw van het gebouw. Allereerst de bijkeuken welke waarschijnlijk als spoelkeuken werd gebruikt. Als tweede kwam je in de ‘dessertkamer’ terecht. Dit was een soort pantry waar serviesgoed stond en eten werd klaargezet. Vanuit hier kon het personeel het eten opdienen in de eetzaal.
Plattegrond van een deel van de beletage met daarin de indeling zoals deze in de periode 1900-1940 grotendeels is geweest. Eigen bewerking van historische plattegrond uit collectie Slot Zuylen.
Deze personeelsroute van de keuken naar de eetzaal was de overgang tussen personeelsruimtes en representatieve ruimtes. Het was ook een overgang van vrouwelijk naar mannelijk personeel. In het geval van een diner met gasten werd in principe enkel opgediend door mannelijk personeel. Zij hadden een hoger salaris en gaven daarmee meer status aan het diner. Bovendien droegen ze livreien voorzien van zilveren knopen. De livreien van enkel de koetsier en palfrenier waren bij Zuylen in 1908 verzekerd voor maar liefst vijfhonderd gulden. Een enorm bedrag in die tijd! Ook het personeel kon status ontlenen aan het dragen van zo’n livrei. Vijfhonderd gulden stond tenslotte gelijk aan het jaarsalaris van de koetsier van Zuylen, één van de beter betaalde functies.
Waar het er in de eetzaal vooral formeel aan toe ging en (mannelijk) personeel zichtbaar moest zijn om status te verlenen aan de familie, was het in de keuken veel informeler. In de keuken kwam het personeel samen, maar ook de adellijke familie kwam hier. Met name de adellijke kinderen waren hier regelmatig te vinden. Uit hun herinneringen blijkt dat zij de keuken zagen als een plek van gezelligheid. Ze herinneren het als een ‘walhalla’, een plek waar het ‘gewoon grappig en gezellig’ was en waar je ook als kind van de adellijke familie welkom was, althans ‘als je niet lastig was’. Een ander familielid vertelt enthousiast: ‘als klein kind leer je dat je op tijd in de keuken moet zijn’. In de eetkamer was het daarentegen ‘toch wel een vrij stijve toestand’.
Ook in de rest van het huis was upstairs en downstairs niet volledig uit elkaar gehouden. Een goed voorbeeld is het bellenbord. Op dit tableau kon het personeel zien in welke kamer er gedrukt was en dus personeel nodig was. Dit bellenbord hing centraal in de hal bij de grote trap en was dus zichtbaar voor iedereen. Bovendien waren ook personeelskamers van drukknopjes voorzien bij Zuylen. Het bellenbord was dus niet enkel een manier om te communiceren van upstairs naar downstairs, maar ook het personeel onderling kon hiermee communiceren. Er was zelfs een soort codetaal; aan de hand van het aantal keer bellen werd gecommuniceerd welk personeelslid er nodig was.
De vervlechting tussen het personeelsleven en het familieleven Van Tuyll van Serooskerken blijkt bovendien mooi uit een aantal lange dienstverbanden. Vooral mannelijk personeel bleef vaak lang in dienst voor de familie. Zo bereikte koetsier Johannes Renes (1857-1941) zijn 25-jarig werkjubileum. Bij zo’n lang dienstverband ontstond er ruimte om een band met elkaar op te bouwen. Een voorbeeld daarvan is Anthonie Hardeman (1877-1968). Hij werkte als huisknecht, trouwde in 1919 met de linnenmeid en werd vervolgens tuinbaas op Zuylen. Een goede promotie! Tuinbaas was de best betaalde functie bij Zuylen en bovendien verruilde hij zijn kamer onder in het slot voor de tuinmanwoning naast het slot waar hij met zijn kersverse vrouw tot de oorlog woonde. Dat Anthonie in deze tijd een band opbouwde met de adellijke familie blijkt uit de familiefotoalbums van de familie Van Tuyll van Serooskerken. Daar staan foto’s in van Anthonie met de adellijke kinderen. Hij is zelfs te zien op een foto uit 1947. Jaren na zijn laatste dienstjaar op Zuylen was er dus schijnbaar nog altijd contact tussen Anthonie en de familie.
Anthonie Hardeman met kinderen van de familie Van Tuyll van Serooskerken in 1947. Fotocollectie Slot Zuylen.
Kortom, ondanks dat het personeel ruimtelijk weggestopt was in het huis, kon het personeelsleven van bepaalde functies ook vervlochten raken met het leven van de adellijke familie. Met name de adellijke kinderen stonden dichtbij het personeel. De relatie met de adellijke ouders was vaak een complexe balanceeract voor het personeel. Er moest enerzijds afstand worden gehouden tot de werkgever uit een hele andere sociale klasse, maar anderzijds was het personeel zeer betrokken bij het dagelijkse leven en het privéleven van de familie. Bovendien moest het personeel in bepaalde situaties juist ‘getoond worden’ omdat dit status gaf. Een paradoxale, maar fascinerende verhouding!
Dit artikel is een synopsis van een deelontwerp van mijn masterscriptie ‘Onzichtbaar? Het personeel van de Nederlandse adel, 1890-1940’. De volledige scriptie inclusief bronvermelding is te lezen via: https://studenttheses.uu.nl/handle/20.500.12932/44837