Introductie en leeswijzer
Klimaatverandering is een van de vele uitdagingen van eigenaren en terrein beherende organisaties van historische landgoederen en buitenplaatsen. Deze routekaart biedt een handvat voor het ontwikkelen en realiseren van klimaatrobuuste maatregelen op de buitenplaats. Het is een strategisch document. Het geeft een indicatie van de werkwijze, de projectfasen en benodigde activiteiten bij het treffen van klimaat adaptieve maatregelen op een historische buitenplaats.
De routekaart is ontwikkeld als onderdeel van het Erfgoed Deal Kennisprogramma Klimaatrobuuste Buitenplaatsen. Het is geen kant en klaar plan dat een succesvol traject garandeert. De routekaart geeft inzicht in de projectfasen en potentiële (proces)stappen. Afhankelijk van de locatie en de grootte van het project, zullen soms extra acties nodig zijn of bepaalde activiteiten wellicht helemaal niet van toepassing zijn. De routekaart bestaat uit een heldere infographic en vijf thematische hoofdstukken, waarin de procesfasen nader zijn toegelicht. De routekaart en de processtappen zijn ontwikkeld en getoetst in de praktijk. De opgedane lessen en ervaringen uit de proef-tuinen van het kennisprogramma worden gedeeld in de vorm van tips en anekdotes. Niet alle klimaatrobuuste maatregelen vragen om een officieel project. Veel ‘laag- hangend fruit’ kan al met korte termijn interventies worden geplukt. Dus wees kritisch: waarmee kunt u morgen al aan de slag? Meer tools en informatie over het klimaatrobuust maken van landgoederen en historische buitenplaatsen, vindt u op het digitale kennisplatform: www.klimaatrobuustebuitenplaatsen.nl.
Oriëntatiefase - de basis op orde
Een goede voorbereiding is het halve werk. Voordat u daadwerkelijk aan de slag gaat met het opstellen en uitvoeren van een klimaat adaptief maatregelenpakket, is het essentieel om eerst de basis op orde te brengen. In de oriëntatiefase worden deze nood-zakelijke randvoorwaarden in kaart gebracht. De voorbereidende stappen bestaan uit bewustwording, inzicht en toekomstvisie.
Start met het duiden van de klimaatschade en het benoemen van de noodzaak tot handelen, zowel op uw buitenplaats als in de omgeving. Klimaatverandering en -schade is een probleem dat verder reikt dan de eigen buitenplaats alleen; betrek eventueel naastgelegen buitenplaatsen, maar ook omwonenden en of relevante spelers in de naaste omgeving. Leg lijntjes met de lokale politiek. Laat zien wat het scenario zal zijn wanneer er niet ingegrepen wordt.
Zorg dat u inzicht heeft in de relevante waarden van uw buitenplaats: cultuur- historisch, landschappelijk, ecologisch, hydrologisch en de natuurwaarden. Zij vormen belangrijke inhoudelijke bouwstenen ter voorbereiding op het opstellen van een toekomstvisie en ter verantwoording en onderbouwing van de noodzaak voor een klimaatadaptief maatregelenpakket op uw buitenplaats.
Een meerjarige toekomstvisie geeft richting aan de vitale instandhouding van uw buitenplaats. Het biedt inzage in de wijze waarop het cultuurhistorisch waardevolle complex over een langere periode integraal zal worden beheerd en duurzaam wordt ontwikkeld. In de toekomstvisie geeft u richting aan de vele uitdagingen waar u als eigenaar/beheerder voor staat. Hoe maakt u uw buitenplaats klimaatrobuust en houdt u deze toekomstbestendig? Wat zijn de economische, waardevolle dragers van uw buitenplaats? Wat draagt uw buitenplaats bij aan de grote opgaven als energie-transitie, natuurbeheer, biodiversiteit?
Planvorming
Planvorming
Voor een succesvol project is het belangrijk dat de plannen, het planproces en de interne samenwerking goed op orde zijn. Natuurlijk besteed u bij voorkeur de meeste tijd aan het uitvoeren van de klimaatrobuuste maatregelen op de buitenplaats, maar onze ervaring leert dat de meeste tijd en energie gaan zitten in het proces. In dit hoofdstuk nemen we u daarom mee in dat proces zodat u zo efficiënt én effectief mogelijk het project kunt laten starten!
Verantwoordelijkheden en projectorganisatie
Als u aan de slag gaat met een project om klimaatrobuuste maatregelen te realiseren op de buitenplaats, moet het direct duidelijk zijn wie de eindverantwoordelijke is van het project. Wie is de opdrachtgever? Ga het gesprek aan met de opdrachtgever en bespreek de verwachtingen met elkaar. Hoe en met welke frequentie wil de opdrachtgever op de hoogte gehouden worden van de voortgang van het proces? Dit zal per project verschillen.
Wanneer een project wordt opstart dat een groter gebied beslaat, kan het nodig zijn om een stuur- of regiegroep op te richten met hierin vertegenwoordigers van de belangrijkste stakeholders,die periodiek bij elkaar komen. Over het stakeholdermanagement leest u meer in het volgende hoofdstuk van deze routekaart. Ongeacht de grootte van het project, moet er altijd een interne projectorganisatie worden samengesteld. Hierbij is het belangrijk om intern duidelijk de rollen en verantwoordelijkheden te definiëren. Beschrijf per projectmedewerker diens functie, taken en verantwoordelijkheden en aan welke producten een bijdrage wordt geleverd.
Op deze manier wordt direct duidelijk of de interne projectorganisatie compleet is. De proceskosten kunt u hiermee verlagen en de efficiëntie verhogen, mits er voldoende ruimte overblijft voor organische groei en verandering. Per projectfase zullen behoeften en benodigdheden veranderen.
Maak van tevoren duidelijke afspraken over de overlegstructuur:
- Gremium: welke (sub)projectgroepen moeten worden opgericht?
- Vorm: welke vorm past het beste bij dit gremium, digitaal of fysiek, wel of niet op locatie? Hoe vaak kom je bij elkaar en hoelang duren de overleggen?
- Deelnemers: wie moet er in dit gremium plaatsnemen en wie is de voorzitter?
- Onderwerp: wat moet er in dit gremium worden besproken?
- Verslag: wat is de gewenste uitkomst van het overleg: zijn het beslissingen, afspraken, acties of inhoudelijke uitwerkingen? Hoe en met wie wordt dit verslag gedeeld en wie maakt het verslag?
Een buitenplaats is een miniatuurlandschap, een afgebakend voorbeeldgebied, en kan een vliegwiel zijn voor ecosysteemherstel.
Een plan van aanpak bestaat uit een aantal vaste elementen. Hoe uitgebreid dit plan is hangt af van de scope van het project. In het plan van aanpak beschrijft u in ieder geval:
- Probleemstelling
Wat is de aanleiding en relevantie van dit project - Doelstelling en beoogd resultaat
Wat is het doel van dit project en wat hoopt u te bereiken? - Aanpak
Wat is de scope van het project, hoe gaat u te werk? Beschrijf dit aan de hand van zes projectfasen: initiatie, definitie, ontwerp, voorbereiding, uitvoering en nazorg.
Per fase beschrijft u vervolgens:
- Doel
- Procesbeschrijving: wat zijn de activiteiten of werkzaamheden in deze fase?
- Team: wie van de interne projectorganisatie zijn betrokken in deze fase?
- Mijlpaalproducten: welke producten worden opgeleverd om deze fase af te sluiten?
- Risicobeheersing: wat kan er gebeuren waardoor deze fase vertraging oploopt of niet afgerond kan worden; welke risico’s kunnen er in deze fase ontstaan waar u later in het project last van gaat krijgen?
Koppelkansen
Tot slot is het interessant om stil te staan bij de koppelkansen van uw project:
- Bij welke beleidsplannen van uw gemeente, regio of provincie sluit uw project aan?
Zijn er lokale, regionale of nationale subsidies
die passend zijn bij uw projectdoelstelling - Welke soortgelijke projecten zijn al eerder gestart waar u opgedane kennis van kunt overnemen?
- Zijn er andere landgoederen die dezelfde uitdagingen of ambities hebben waar u samen mee kunt optrekken?Neem als voorbeeld de proeftuin Landgoederenzone Baakse Beek. De ambitie is om het watersysteem in de héle landgoederenzone klimaatrobuust te maken. Hiervoor is één budget en één projectteam beschikbaar, maar de aanpak gaat landgoed-voor-landgoed. Ieder landgoed heeft een eigen ontwerp- en
omgevingsproces, aanbesteding en looptijd. Maar alle deelprojecten op de individuele landgoederen delen de vooraf opgestelde resultaten en producten.
Foto: Landgoed Glorieuxpark, foto door Nanine Koolstra
Stel een samenwerkingsovereenkomst op met hierin het projectdoel, de realisatie indicatoren, werkafspraken en de financiële afspraken.
Klimaatverandering vraagt om een brede aanpak. Intensieve samenwerking en het bundelen van krachten, verhoogt de slagkracht en dus het uiteindelijke succes van klimaatadaptieve maatregelen op de buitenplaats.
Door de vergunningverlenende instanties en of toezichthouders direct bij de planvorming te betrekken, worden oponthoud en stagnatie verderop in het proces zoveel mogelijk voorkomen. Door deze partijen een stem te geven in het proces, wordt het project een breed gedragen en gedeelde opgave.
“Tijdens het opstellen van onze plannen en het invullen van het ontwerp is nagelaten om tijdig contact te hebben met de die partijen die een oordeel moeten vormen over een eventuele vergunningsverlening. Zo is bij een eerste ontwerp voorbij gegaan aan de cultuurhistorische randvoorwaarden. Dit had eenvoudig voorkomen kunnen worden als deze partijen betrokken waren in het ontwerpproces en de communicatie hierover.”
Stakeholders
Een stakeholder of belanghebbende is een persoon of organisatie die invloed ondervindt (positief of negatief) of zelf invloed kan uitoefenen op een project. Bij de verdere uitwerking van dit hoofdstuk richten we ons met name op de stakeholders die kunnen bijdragen aan het slagen van een project. Dit laat onverlet dat het ook belangrijk is om de stakeholders in kaart te brengen die mogelijk een bedreiging vormen voor het slagen van het project.
Wie zijn mijn stakeholders?
Als het over klimaatrobuuste buitenplaatsen gaat, zijn de organisaties die een rol hebben in het water- en groenbeheer belangrijk, naast natuurlijk de erfgoedorganisaties. Bij de decentrale overheden hebben waterschappen en gemeenten locatie-specifiek een belangrijke rol. Ook vanuit de provincie zijn er mogelijke belangen, denk hierbij aan het coalitieakkoord en beleidskaders. Andere stakeholders kunnen ‘buren’ van het landgoed zijn, bijvoorbeeld natuurbeheerders, agrariërs of andere landgoederen.
Wat kan je met stakeholders bereiken?
Bepaalde water en groen uitdagingen op de buitenplaats zijn mogelijk ook opgaven die in de omgeving spelen. De ‘buren’ kunnen in die gevallen een deel van de oplossing zijn als het gaat om het verbeteren of behouden van vitaal groenblauw erfgoed. Als je van elkaar weet wat wensen en uitdagingen zijn, kun je meedenken over kansen en oplossingen.
Op grotere structuren hebben provincies een rol als het gaat om ecologische verbindingen en ruimtelijke ordening. Ook het beschermen en versterken van het erfgoed is een rol die deels bij de provincies is belegd. Zij zijn dus een grote stakeholder, waar in samenwerking veel mee bereikt kan worden.
De tegenstrijdige belangen van stakeholders
In de praktijk blijkt dat het best lastig is om met stakeholders tot klimaatbestendige buitenplaatsen te komen. Grotere stakeholders hebben soms meerdere belangen.
Neem bijvoorbeeld het oppervlaktewater op een landgoed. Het waterschap is verantwoordelijkheid voor het op orde houden van waterpeilen in vijvers en watergangen. Om water goed aan- en af te voeren moet het watersysteem netjes en schoon zijn.
Maar tegelijkertijd heeft het waterschap de opgave om een goede waterkwaliteit en de ecologie te borgen. Dit vraagt om een goede vegetatie in en om het water en wateraanvoer van een goede kwaliteit.
Daarnaast is er vanuit de buitenplaats de opgave om de uitstraling van het water aan te laten sluiten bij de monumentale status van de plek.
Deze drie opgaven verenigen is niet altijd mogelijk; ze zijn technisch complex en heel kostbaar. In een dergelijke situatie kunnen processen lang duren en frustratie geven bij alle betrokkenen. Met name als organisaties vergunningen moeten afgeven of financieel bijdragen, vraagt dit soms om een lange adem.
Hieronder volgt een overzicht van belangrijke stakeholders. De namen van de functies zijn indicatief. Afhankelijk van de organisatie en organisatieomvang zijn functies afzonderlijk belegd of ondergebracht bij één persoon.
Waterschap:
- gebiedsaccounthouder (beleid & strategie)
- peil- of watersysteembeheerder (niveau waterstand)
- medewerker ecologie/waterkwaliteit
Gemeente:
- medewerker erfgoed
- medewerker water/klimaatadaptatie
- medewerker groen/bomen/ecologie
Provincie:
- medewerker erfgoed
- medewerker groen/ecologie/water
Omgeving:
Ook de omgeving is een belangrijke stakeholder. Voor klimaatrobuuste buitenplaatsenzijn dit met name grotere terreineigenaren of terreinbeheerders naast het landgoed, zoals:
- natuur- en landschapsorganisaties
- recreatieondernemers
- andere landgoedeigenaren
- agrariërs
Het Groenblauw Plan Canvas is één van de tools die we hebben ontwikkeld binnen het Kennisprogramma Klimaatrobuuste Buitenplaatsen. Dit strategische plandocument helpt u om uw doelen, aanpak en onderzoeksvragen te structureren.
U kunt het canvas zelf invullen, of het als hulpmiddel gebruiken om samen met de belangrijkste stakeholders en betrokkenen in de omgeving, een gedragen projectplan te maken. U vindt het Groenblauw Plan Canvas in onze digitale Kennis- en Leeromgeving: www.klimaatrobuustebuitenplaatsen.nl
Het begint allemaal bij contact leggen. Relaties opbouwen is belangrijk en je moet goed luisteren naar deze relaties. Dit levert ook wel eens moeilijkheden op. Als beheerder is het lastig dat overheden je vaak sectoraal benaderen, er ontbreekt een stukje integraliteit. Je moet altijd zoeken naar een evenwicht tussen alle verschillende belangen.
Foto: Rondleiding door rentmeester Age Fennema op Kasteel Middachten, foto door Maarten Veldhuis
Met stakeholders is het van belang, dat je elkaar al kent vóórdat er een acute opgave of probleem is. Zorg dat u bij elke organisatie iemand kent en hier eens per jaar mee bijpraat.
Leg de opgave of uitdaging van uw buitenplaats niet direct op het bordje van de andere organisatie. Zorg dat u weet welke opgaven en uitdagingen de ander heeft én welke kansen en oplossingen deze organisatie (of persoon) ziet voor uw buitenplaats. Denk bij het zoeken van oplossingen na over hoe een bepaalde maatregel of actie óók meehelpt aan het bereiken van doelstellingen van andere organisaties (op uw buitenplaats of in de directe omgeving). Zorg dat u het beleid en de opgave van de ander kent, zodat u in staat bent om actief mee te denken hoe u samen tot een integrale oplossing kunt komen.
Durf op te schalen als er een impasse dreigt met een bepaalde organisatie. Met andere woorden: breng – vanuit een maatschappelijk belang – uw opgave op het niveau van een directie of bestuurlijk onder de aandacht. Het is hierbij verstandig om steun te zoeken bij organisaties of afdelingen die het belang van een vitale buitenplaats ondersteunen. Zet bijvoorbeeld medewerkers van de provincie of van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in om uw belangen te ondersteunen.
“We hebben 20 à 30 jaar gewerkt aan het herstel van de eendenkooi. Qua waterhoeveelheid en samenstelling was die heel erg teruggelopen. Overlevingsplan Bos en Natuur (OBN) klopte aan voor een project. Door herstelmaatregelen is de waterkwaliteit nu goed en is het ven permanent waterhoudend.”
“Het project is een samenwerking tussen verschillende disciplines. Het zijn gebundelde krachten van erfgoed en natuur. Vaak staan deze in de praktijk op gespannen voet, maar door goede samenwerking kun je juist iets heel moois bereiken. Daarom wegen we alle belangen goed af. Alles kost meer tijd dan je zou verwachten. Begin dus op tijd en betrek meteen iedereen.”
Communicatie
Communicatie biedt volop kansen om diverse publieksgroepen mee te nemen in het verhaal en is onontbeerlijk voor het succesvol behalen van uw doelen! De grote betrokkenheid van het publiek bij de natuur, veelal in de directe omgeving, vraagt om een communicatiestrategie die erop gericht is mensen vroegtijdig te betrekken. Een communicatieplan wordt bij voorkeur al in concept in de definitiefase opgesteld en verder uitgewerkt tijdens de ontwerpfase.
Stel voor uzelf vast welke doelen u wilt bereiken binnen het project, hoe u hierover wilt communiceren en met wie. Doelen in het communicatieplan kunnen zijn:
- Informeren over het project
- Creëren van draagvlak en betrokkenheid voor het project onder de doelgroep(en)
- Ervaring en kennis opdoen en delen met de aangesloten partners binnen het project
- Versterken van draagvlak voor de eigen organisatie en doelen.
Een goed communicatieplan bestaat onder
andere uit een gedegen inventarisatie van de
partijen die u wilt bereiken. Denk hierbij aan:
- De eigen organisatie
- Gouvernementele organisaties
- Inwoners van een gemeente
- Bezoekers van het gebied
- Donateurs, financiers en vrijwilligers
- Belangenbehartigers (verenigingen, stichtingen, etc.)
- Vakgenoten
- Lokale en landelijke media.
Zodra in kaart is gebracht wie op welk moment moet worden meegenomen, stelt u de communicatiemiddelen vast. Met andere woorden: hoe gaan we deze groepen bereiken? Hierbij kunt u denken aan:
- Het verzorgen van excursies
- Inspraakrondes
- Nieuwsbrief
- Website
- Presentatie
- Persbericht
- Bebording
- Social media.
Wanneer inzichtelijk is gemaakt welke middelen wanneer worden ingezet, moet worden vastgesteld wie deze acties gaat uitvoeren.
Met welk verhaal vertaalt u uw doelstelling naar de doelgroep? Formuleer dit in een korte zin. Dat is de kernboodschap. Stel daarbij ook de communicatiestijl vast: de ‘tone-of-voice’. Communiceer je bijvoorbeeld formeel of informeel? Dit kan verschillen per doelgroep. Stel aan de hand van de kernboodschap, bijbehorende teksten en beelden (content) op voor alle communicatiemiddelen.
Fasering
Een goede communicatie begint bij het formuleren van de doelen en vervolgens met het opstellen van een goede planning. Wanneer wordt er gecommuniceerd?
1. Fase van onderzoek en planvorming
De fase van onderzoek en planvorming gaat vooraf aan het vaststellen van het ontwerp en of de start van werkzaamheden. Deze fase is voor de meeste doelgroepen nog onzichtbaar. Toch is juist dit al een belangrijk eerste communicatiemoment. In deze fase richt de communicatie zich op het kenbaar maken van de plannen en het ontwerp, met als doel het creëren van draagvlak en het betrekken van mogelijk partijen bij de realisatie. Bijvoorbeeld om know-how te vergaren, financiering te verkrijgen of om de vergunningverlening soepel te laten verlopen.
Een belangrijk en handig hulpmiddel daarbij is een Q&A (questions and answers). Stel vooraf een lijst op met kritische vragen over het project; denkdaarbij aan interne factoren, maar ook externe invloeden zoals maatschappelijke onrust of tegenslagen. Deze vragen en antwoorden kunt u waar nodig gebruiken in uw reactieve woordvoering.
2. Fase van de uitvoer van werkzaamheden
In deze fase kondigt u aan dat er werkzaamheden gaan plaatshebben. Tijdens de uitvoering informeert u de betreffende doelgroep(en) over voortgang en de bijzonderheden. Gebruikers van de gebieden en omwonenden zijn hierdoor geïnformeerd en worden betrokken bij het project. Eventuele financiers en vergunningverleners worden meegenomen bij de voortgang. Documenteer de opgedane ervaringen en reacties in de vorm van verslagen, foto’s en filmmateriaal.
3. Fase direct na afronding werkzaamheden
Nu de werkzaamheden zijn afgerond is het tijd om het resultaat te delen en kenbaar te maken wat er de komende tijd verwacht kan worden. Dit is ook het moment om de verworven kennis en opgedane ervaring te delen met partijen die hier behoefte aan hebben of er hun voordeel mee kunnen doen. Samen maak je afspraken over het beheer en onderhoud na afronding van het project.
4. Fase met terugblik
Benut de opbrengsten van het project door kenbaar te maken hoe het is verlopen, wat er is gedaan en wat het heeft opgeleverd.
Naast praktische maatregelen
worden er op Groeneveld
ook lezingen gegeven
over klimaatvriendelijk
beheer. We kunnen dit verder
gaan oppakken zodat Groeneveld
een platform wordt
voor het landelijke debat over
klimaat.
Foto: Rondleiding door tuinbaas Ruud Elbertse op Kasteel Amerongen, foto door Jennemie Stoelhorst
Zorg dat u tijdig en proactief organisaties/ instanties/belanghebbenden betrekt bij het voorlopige plan en ontwerp. Dit kan bijvoorbeeld door inspraakrondes te organiseren en rondleidingen te geven. De opgehaalde informatie helpt bij het opstellen van een gedragen (kansrijk) plan.
Het uitgebreid informeren en betrekken van de omgeving/bewoners levert draagvlak en waardering op. Mogelijk leidt dit tot eventuele actieve bijdrage(n) en een versterkt draagvlak voor de doelen en de eigen organisatie/buitenplaats.
Benut de kennis die buiten de organisatie is op te halen! Wanneer u organisaties/instanties te laat betrekt bij het ontwerp, loopt u een risico dat de bedachte invulling uiteindelijk niet wordt goedgekeurd.
“Richting de omgeving hebben we intensief gecommuniceerd over het project en de doelen die we voor ogen hebben. Dit doen we via nieuwsbrieven en rondleidingen. Dit heeft niet alleen geleid tot enthousiaste reacties en groot draagvlak, maar heeft mensen geënthousiasmeerd om op verschillende wijze mee te doen aan het project. Zo heeft een echtpaar dat hun huwelijksjubileum vierde aan alle gasten een bijdrage gevraagd. Deze ontvingen wij als bijdrage aan het project.”
“Hoewel we gepoogd hebben alle belangbehartigers intensief te informeren zijn we tijdens de aanvraag van de omgevingsvergunning geconfronteerd met ingediende zienswijzen. Dit had mogelijk voorkomen kunnen worden als we voorafgaand aan het indienen van de omgevingsvergunning een inspraakronde hadden georganiseerd.”
Onderzoek en monitoring
Waarom zou je als eigenaar of beheerder monitoring of onderzoek doen op je buitenplaats? Na een korte toelichting wat deze twee begrippen inhouden, geven we antwoorden op deze vraag aan de hand van twee concrete voorbeelden: het monitoren van de grondwaterstand en onderzoek naar de vitaliteit van bomen.
Onderzoeken doen we vaak als er een bepaalde uitdaging of probleem is met het groenblauwe erfgoed dat we willen oplossen. Het is bij onderzoeken verstandig om van grof naar fijn te werken. Dit start met verkennende onderzoeken; met de uitkomsten hiervan kunnen vervolgens meer specifieke onderzoeken worden verricht. Er zijn veel onderzoeken die gedaan kunnen worden wanneer je aan de slag wilt met het nemen van klimaatrobuuste maatregelen op historische buitenplaatsen.
Vier onderzoeken zijn hierbij onmisbaar:
- cultuur-historisch onderzoek
- hydrologisch onderzoek
- technisch onderzoek
- onderzoek naar de flora- en fauna.
Monitoring is het structureel verzamelen van gegevens over een bepaald object of onderwerp. Als we naar het groenblauwe erfgoed kijken, zou het kunnen gaan over het monitoren van (grond)waterstanden of de vitaliteit van bomen. Voorafgaand aan het monitoren van data is het van belang om te bepalen wat het beoogde doel van de monitoring is. Monitoring kan nodig zijn om de effecten van maatregelen in beeld te krijgen of om trends in kaart te brengen. Daarnaast is het van belang met welke dichtheid en met welke frequentie je wilt of kunt monitoren.
Start met een brede verkenning van de mogelijke oorzaken van een bepaald effect. Als een bepaald deel van de bomen sterkt achteruit is gegaan tijdens een droog jaar, is het goed om de relatie tussen oorzaak en gevolg eerst goed uit te zoeken in plaats direct de droogte te bestrijden. Zijn de bomen bijvoorbeeld van eenzelfde soort en is er misschien sprake van een schimmel of exoot die dit type boom aantast? Of zijn er in de afgelopen perioden (bouw)activiteiten geweest die de achteruitgang kunnen veroorzaken? Het kan ook helpen om bij de buren, andere terreinbeheerders in de omgeving of de waterbeheerder te vragen of zij bijzonderheden hebben geconstateerd.
Vervolgens willen we de achteruitgang voorkomen of reduceren door het nemen van maatregelen. In dat geval is nader onderzoek nodig naar de elementen die de droogte veroorzaakt hebben. Dit is vaak een combinatie van verschillende aspecten. Zoals bijvoorbeeld de hoeveelheid regen, de opbouw van de bodem, het wel of niet functioneren van drainage, het niveau van het waterpeil enz.
Groenblauwe monitor
De Groenblauwe monitor is als pilot ontwikkeld binnen het Kennisprogramma Klimaatrobuuste Buitenplaatsen. Samen met bureau Fenicks ontwikkelen we een bruikbare en betaalbare monitor voor groenblauw erfgoed, die periodiek kan worden herhaald. De periode van monitoring is bedoeld om op termijn locatie-specifieke en generieke trends in beeld te brengen.
De staat van dit erfgoed brengen we in beeld voor onder andere eigenaren en terrein beherende organisaties. Voor overheden levert de groenblauwe monitor actuele gegevens ter formulering of onderbouwing voor (nieuw) beleid.
De ambitie van het kennisprogramma is om ook na de Erfgoed Deal door te gaan met de ontwikkeling van de groenblauwe monitor en deze landelijk uit te rollen.
Foto: Rondleiding door tuinbaas Harrie Theunissen op Landgoed Glorieuxpark, foto door Nanine Koolstra
Op sommige gebieden vraagt een goede aanpak veel deskundigheid; laat je hierover ook (onafhankelijk) adviseren door stichtingen en overheden.
Pak onderzoek stapsgewijs op en durf gekozen stappen aan te passen, als oorzaak en gevolg niet verklaarbaar zijn.
Zowel monitoring als onderzoeken vragen veel inzet (veelal ook van externen) en dus ook geld. Het hebben van een goede historische dataset van gegevens kan naar de toekomst toe echter enorm helpen om veranderingen te verklaren. Daarnaast kunnen effecten van handelen door derden, ook buiten de buitenplaats, door monitoring in beeld worden gebracht. Onderzoeken kunnen vervolgens helpen om tot de juiste analyses en maatregelen te komen als er iets aan de hand is.
“Het cultuurhistorisch onderzoek heeft ons meer inzicht geboden in de cultuurhistorische aspecten binnen het projectgebied. Daarnaast heeft het waterbalansonderzoek ons het inzicht en de kennis opgeleverd dat nodig is om te bepalen welke maatregelen noodzakelijk en haalbaar zijn.”
“Een kleinschalige LandschapsEcologische SysteemAnalyse (LESA) heeft meer inzicht gegeven in de watersystemen van het landgoed. Op sommige plekken plaatsen we stuwtjes, op andere plekken dempen we sloten, of we maken greppeltjes om oppervlakkig, verzuurd water af te voeren.”
“‘Vervolgens voeren we per landgoed, en haar omgeving, een watersysteemanalyse uit waarin ook de historische situatie van de landgoederen is meegenomen. Voor het ruimtelijk ontwerp hebben we een landschapsarchitect betrokken die actief met de landgoedeigenaren meedenkt.”
Financiën & wet- en regelgeving
Financiering is een belangrijke spil in de realisatie van klimaatrobuuste buitenplaatsen. Het in stand houden van een (rijks)monument is een gedeelde verantwoordelijkheid van overheden en eigenaren. In dit hoofdstuk gaan we verder in op de rechten en plichten van de betrokken partijen en bieden e aanknopingspunten voor het genereren van financiële middelen voor het realiseren van klimaatrobuuste maatregelen op de buitenplaats.
Beschermingsregime
De meeste historische landgoederen en buitenplaatsen hebben een monumentale status. Met het aanwijzen van een gebouw of terrein als (rijks)monument, wil de overheid de instandhouding ervan bevorderen. Zij doet dit door beperkingen op te leggen, zoals een vergunningplicht en het verbod op vernieling.
Eigenaren
Eigenaren hebben dus de formele plicht om hun monument fysiek in stand te houden. Daarnaast betreft dit ook vaak een morele plicht. Particuliere eigenaren dragen met de instandhouding van hun buitenplaatsen bij aan het behoud van cultuurhistorische ankerpunten in de samenleving; zij borgen een deel van onze culturele identiteit. De buitenplaats draagt bij aan de stoffering van ruimte, waar ook volgende generaties van kunnen blijven genieten.
Overheden
Als tegemoetkoming in de meerkosten die voortvloeien uit de opgelegde beperkingen, hebben overheden regelingen in het leven geroepen ter ondersteuning van de instandhoudingsplicht voor het rode en groenblauwe erfgoed. Naast de financiële regelingen, bieden sommige overheidsinstellingen ook inhoudelijke ondersteuning in de vorm van expertise en kennisdeling bij belangrijke instandhoudingsopgaven zoals restauratie, historisch onderzoek en verduurzaming van de complex-beschermde buitenplaats.
Financieringskansen
Een eigenaar die een beschermde historische buitenplaats bezit, kan een beroep doen op subsidies voor de ondersteuning van de instandhouding. Klimaatverandering kan aanleiding zijn om (tegelijk) de instandhouding aan te pakken.
Via de Subsidieregeling instandhouding monumenten (SIM) verschaft het rijk ondersteunende gelden voor het beheer van rijksmonumentaal groen en blauw op historische buitenplaatsen.
Provincies hebben afzonderlijke regelingen om herstelmaatregelen van rijksmonumentale tuinen, parken, waterpartijen etc. financieel te ondersteunen. Ook voor onderzoek dat nodig is om te komen tot passende maatregelen, zijn in sommige provincies subsidies te verkrijgen. De wijze waarop ze dat doen, verschilt per provincie. Zie daarvoor de subsidieverordeningen op de websites van de provincies.
Voorbereiding
Met name voor particuliere eigenaren is het cruciaal om investeringsvormen te vinden, waarbij het verdienvermogen constant blijft of bij voorkeur zal toenemen. De meeste onderdelen op een landgoed vormen een ensemble en zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Zo worden bijvoorbeeld met de opbrengsten uit pacht, de natuur en het bos op de locatie onderhouden. Of er zijn alternatieve verdienmodellen ontwikkeld zoals recreatie of horeca, waaruit geput kan worden. Dit is echter niet altijd het geval.
1. Financiering onderzoek in vroege fase
Om goed te kunnen bepalen welke maatregelen zinvol en toepasbaar zijn, is het nodig om te weten welk erfgoed relevant is. Veel complex-beschermde buitenplaatsen hebben een redengevende omschrijving (die hoort bij het Rijksbesluit tot aanwijzing van beschermd monument) die helaas vaak te weinig aanknopingspunten biedt. Aanvullend onderzoek is dan gewenst, bijvoorbeeld naar de rol die water in het verleden speelde en nu nog speelt. Enkele provincies hebben mogelijkheden om dit onderzoek te subsidiëren.
2. Financiering maatregelen voorafgaand aan de voorbereidingsfase
Landgoederen en buitenplaatsen
Sommige provincies hebben mogelijkheden om bij de restauratie van monumenten op landgoederen, ook maatregelen te subsidiëren die de klimaatrobuustheid versterken zoals bijvoorbeeld meer water in het grachtenstelsel. Sommige waterschappen hebben regelingen om het water op landgoederen langer vast te houden. Waterschappen verstrekken geen subsidies aan derden, wel zijn er middelen die het waterschap zelf kan inzetten om klimaatopgaven aan te pakken.
Gebiedsgericht / landgoederenzone’s
In veel gebieden zijn of komen er vanuit de waterschappen maatregelenpakketten die de urgente opgaven van verdroging, verzilting en overstroming door piekbelastingen aangaan. Landgoederen die hier een bijdrage aan leveren, kunnen in aanmerking komen voor subsidies (grond voor waterberging, water vasthouden, vernatting). Samenwerking met de buren is daarbij noodzakelijk.
Provincies en waterschappen werken nauw samen aan het Natuurnetwerk, waarin ook veel percelen van historische landgoederen zijn opgenomen. Voor het goed functioneren van de natuur zijn gebiedsgerichte watermaatregelen nodig zoals het verhogen van grond en oppervlaktewaterstanden door het verhogen van de drainagebasis en beter vasthouden van water in bossen en natuurterreinen. Ook hiervoor is subsidie beschikbaar, zowel voor de inrichting als het beheer.
Uw buitenplaats aan zet!
Sommige maatregelen zullen geheel of gedeeltelijk door de eigenaar gedragen moeten worden. Het aandeel aan subsidie verschilt sterk naar het soort maatregel en verandert regelmatig. Daarom loont het om goed te weten wat de gewenste maatregelen zijn vanuit het perspectief van uw landgoed of buitenplaats.
Daarnaast is het cruciaal om de maatschappelijke relevantie en economische waarden van de eigen buitenplaats te kunnen duiden en onderbouwen; deze zullen in toenemende mate doorslaggevend zijn voor de toekenning van en het toekomstige draagvlak voor instandhoudingsbijdragen.
Door goed in kaart te brengen welke maatschappelijke, landschappelijke en economische waarden uw buitenplaats vertegenwoordigt, kunt u voor financieringsmogelijkheden ook breder kijken dan bij erfgoed alleen. Mogelijk bieden uw plannen en visie onverwachte aansluiting en mogelijkheden bij andere publieke domeinen zoals natuur & klimaat, recreatie & toerisme, welvaart & welzijn, landbouw en economie.
Meer informatie over de waarde stellingen voor uw buitenplaats vindt u in de Toekomstagenda Vitale Buitenplaatsen hebben de toekomst!: https://www.skbl.nl/wp-content/uploads/2022/ 09/Definitieve-versie_Toekomstagenda.pdf
Hieronder volgt een globale opsomming van een aantal landelijke fondsen die kunnen bijdragen aan de instandhouding van met name het groene erfgoed. Zoals eerder aangegeven, hanteren provincies en of gemeenten geen uniforme ondersteuning en of richtlijnen voor subsidies. Voor deze subsidieregelingen bent u aangewezen op de eigen websites van de overheden.
SIM-regeling
De Subsidieregeling instandhouding monumenten (Sim) is een voortzetting van het Besluit Rijkssubsidiëring Instandhouding Monumenten (Brim) en is één van de regelingen die onder de Erfgoedwet valt. De Sim richt zich op het planmatig onderhoud aan rijksmonumenten (geen woonhuizen), en dat voor gebouwde, groene en archeologische monumenten.
Zie voor meer informatie: https://www.cultureelerfgoed. nl/onderwerpen/subsidie-instandhouding- rijksmonumenten
Het Nationaal Restauratiefonds
Sinds de oprichting in 1985 maakt het Nationaal Restauratiefonds zich sterk voor het behoud van alle monumenten. Door te financieren, samen te werken en kennis te delen. Gedurende de jaren hebben zij veel kennis en ervaring opgebouwd over de uitdagingen voor eigenaren als het gaat om renoveren, verduurzamen of de aankoop van monumenten.
Het Nationaal Restauratiefonds levert verschillende soorten leningen; daarnaast hebben ze meerdere experts in dienst om uw verbouwing of verduurzamingstraject te begeleiden. Zie verder: https://www.restauratiefonds.nl
Nationaal Groenfonds
Het Nationaal Groenfonds financiert projecten die de kwaliteit van de groene leefomgeving verbeteren. Aan het fonds hangt een garantstelling vanuit de nationale overheid. Voor nieuwe investeringen in de landbouw of op landgoederen is dit een welkome ontwikkeling. Met deze garantstelling (80% van € 70 mln.) trekt het Groenfonds extra geld aan voor de financiering van projecten die een bijdrage leveren aan de klimaatdoelstellingen van de sector Landbouw en Landgebruik.
Het Groenfonds ondersteunt landgoedeigenaren bij het beheren en ontwikkelen van hun landgoed door:
- Het financieren van grondeigenaren die bereid zijn om natuur op eigen grond te ontwikkelen
- Het financieren van landgoederen met voordeel voor natuur en landschap
- Het financieren van de aankoop van gronden voor natuur- en landgoedontwikkeling.
Kanttekening: door de introductie van de ‘Basel 4-richtlijn’ wordt grondfinanciering op basis van vermogen moeilijker in de toekomst. Basel 4 stelt ingrijpende nieuwe regels voor de weging van de kredietrisico’s (en operationele en marktrisico’s). Die weging is van belang voor de manier waarop banken hun kapitaalratio’s (‘buffers’) berekenen. De Nederlandse overheid is daarbij aan zet om voldoende ruimte te blijven bieden. Zie verder: https://www.nationaalgroenfonds.nl
SBNL Natuurfonds
Het SBNL Natuurfonds is een particuliere landelijke natuurorganisatie die haar fondsen inzet voor natuur, landschap en erfgoed in landelijk gebied, dat specifiek door particulieren en agrariërs wordt beheerd. Het Natuurfonds biedt financiële ondersteuning, zorgt voor promotie en stimuleert onderzoek. Het fonds wordt gesteund door donateurs en vrijwilligers. Voor aanvullende informatie: https://www.sbnlnatuurfonds.nl
Ik vind het belangrijk om nieuwe kennis te verwerven over klimaatbestendigheid. Ook met rentmeesters en adviseurs – je moet zelf ook kennis hebben om te weten wie je moet inschakelen.
Pionier Annechien Laporte, eigenaar landgoed Het Kombos
Ondersteuningsmaatregelen en subsidievoorwaarden bewegen mee met de tijd en zijn veranderlijk. Breng uw beheervisie en toekomstperspectief voor de vitaliteit van uw buitenplaats vooraf helder in kaart; zo kunt u accuraat meebewegen en direct inspelen op subsidiekansen die zich voordoen.
Grote opgaven als klimaatadaptie en toekomstbestendig natuurbeheer spelen niet alleen op landgoederen en buitenplaatsen. Soms is de tijd net nog niet rijp voor nieuwe maatregelen of grote ingrepen. Door goed voeling te houden met relevante stakeholders en collega eigenaren/ beheerders van buitenplaatsen in de omgeving, blijft u scherp op geschikte kansen en ontwikkelingen in het veld.
Verbreed uw focus en durf zo nu en dan buiten de hokjes te kleuren! Kijk verder dan alleen erfgoed-gerelateerde financieringsvormen. Voor grote maatschappelijke opgaven zoals op dit moment de klimaatadaptie, landbouwtransitie en de noodzaak tot biodiversiteit zijn veel gelden bij andere domeinen beschikbaar.
“Verder zijn er vrijwilligers actief op het landgoed. Die helpen niet alleen met diverse werkzaamheden, maar fungeren ook als mijn ogen en oren. Ook helpen ze maatschappelijk draagvlak te creëren door het geven van rondleidingen en daarbij het bijzondere verhaal van het Landgoed Glorieuxpark uit te dragen.[..] We moeten het maatschappelijk belang van plekken als Landgoed Glorieuxpark meer gaan omarmen en laten zien, zeker ook aan de nieuwe generatie. Mensen komen hier voor rust en bezieling – historisch groen levert een betekenisvolle bijdrage aan deze beleving van rust en bezieling.”
“Gelukkig is er steeds meer bewustzijn voor de impact die burgers, bedrijven en overheden hebben op het klimaat. Riedel, een frisdrankfabrikant, gebruikt water van de Veluwe. Ze proberen hun voetafdruk te verkleinen, maar ze hebben nu eenmaal water nodig’. Daarom hebben ze via het Veluwefonds een bijdrage gedaan waar we op Middachten een nieuwe inrichting van onze paden voor hebben aangelegd.”
Klimaatrobuuste Buitenplaatsen, een gezamenlijk initiatief van de stichting Kastelen, historische Buitenplaatsen en Landgoederen (sKBL), Provincie Utrecht, Provincie Zuid-Holland, Provincie Gelderland, Gemeente Zeist, Utrechts Landschap en Utrechts Particulier Grondbezit (UPG), dat is mogelijk gemaakt door de Erfgoed Deal van het Erfgoed Deal Programmabureau.
Meer informatie over het Kennisprogramma, de opgehaalde inzichten en de ontwikkelde tools vindt u op onze digitale kennis- en leeromgeving: www.klimaatrobuustebuitenplaatsen.nl.
André Rodenburg, Provincie Zuid-Holland
Hanneke Nuijten, Provincie Zuid-Holland
Ivor de Baat, Utrechts Landschap
Jennemie Stoelhorst, sKBL & Provincie Utrecht
Maarten van Voorst Vader, Utrechts Particulier Grondbezit
Nanine Koolstra, sKBL
Paul Thissen, Provincie Gelderland
Rianne Pot, Provincie Utrecht
Eindredactie: Yvonne Molenaar, sKBL
Definitieve tekstversie, januari 2023