Door André Oosterwijk
Ze zijn van alle tijden: kastelen en ridders. De twee zijn meestal ook onlosmakelijk met elkaar verbonden. Zo bouwden ridders vaak kastelen, die vervolgens weer ten prooi vielen aan koningen, graven of andere heersers die de imposante bouwwerken te lijf gingen met hun eigen leger vol ridders. Veldslagen met gekletter van zwaarden tegen stoere harnassen in en rond kastelen zijn een onderdeel van onze landsgeschiedenis. Daar zijn talloze verhalen en films over gemaakt en musea mee gevuld. Als ik een kasteel waar dan ook bezoek, zoek ik altijd naar de sporen van die ridders. Staat er ergens in een kamer of vergeten hoek nog een harnas van zo’n strijder, of zijn zwaard? Hangt er misschien nog wat van de strijdgeur?
Waarom is er die band tussen ridders en kastelen, en hoe is deze ontstaan? In de themaserie voor de sKBL nieuwsbrief leg ik de verbanden tussen de twee grootheden bloot. Ik bezoek kastelen, vraag hun nieuwe heren hoe het nu precies zit en zoek naar sporen van ridders.
De entree
Mijn eerste ontdekkingstocht brengt mij bij het Brabantse Kasteel Heeswijk, gelegen in Heeswijk-Dinther. Ik moet eerlijk bekennen dat ik in deze hoek van mijn eigen provincie nog niet geweest ben. Maar het bevalt me eigenlijk meteen, door het vele groen dat ik onderweg tegenkom. Vlak naast de N279 rijd ik via een ventweg de parkeerplaats op. Op deze droge, maar wat kille vrijdagmiddag in november staat er gelukkig nog een flauw zonnetje aan de hemel. En dan sta ik al heel snel oog in oog met een heerlijke, lange kasteellaan omzoomd met mijn geliefde eikenbomen! In de verte gloort er iets.
De oprijlaan van Kasteel Heeswijk
André Oosterwijk en Luc Eekhout voor Kasteel Heeswijk
Na een aangename wandeling over deze statige oprijlaan, beland ik via het poortgebouw en koetshuis bij het kasteel. Bij de eerste aanblik ben ik meteen verliefd. Kastelen zoals dit ademen alleen al door hun schitterende voorkomen een ongelooflijk rijke geschiedenis uit.
Daar ik wil ik meer van weten. Ik meld mij bij het loketje vlak tegenover het kasteel en even later sta ik tegenover de directeur van Kasteel Heeswijk, Luc Eekhout (65). Gaat hij mij de geheimen over ridders onthullen?
Groei
Luc ontvangt me hartelijk op de zolder van het poortgebouw. ‘Ik ben inmiddels al tien jaar full time hier in dienst,’ vertelt hij. ‘We werken met honderd vrijwilligers en dat gaat goed. Het aantal bezoekers is sinds mijn aantreden gegroeid van 18.000 naar 60.000 per jaar. We hebben ook een mooie collectie.’ De brasserie in het koetshuis met de klinkende naam ‘Bij de Barones’ helpt bij het zorgen voor een goede omzet voor het kasteel. ‘Eerder kon men ook voor bruiloftsfeesten bij ons aankloppen, maar daar zijn we mee gestopt.’ De brasserie is van dinsdag tot en met zondag open. Daarvoor is geen ticket voor het kasteel nodig.
Levende geschiedenis
Hoe zit het met de geschiedenis van het monument? Luc: ‘Rond 1080 stond op deze gronden de eerste aanzet tot het kasteel in de vorm van een houten toren die toen een mottekasteel heette.’
Een mottekasteel is een hoogmiddeleeuwse, veelal torenvormige versterking op een motte, een aangelegde afgeplatte aarden heuvel. De toren op die kunstmatige heuvel werd aanvankelijk in hout opgetrokken en later in steen gebouwd. Vaak is van dit burchttype alleen nog de heuvel overgebleven. ‘In 1500 bereikte Kasteel Heeswijk zijn huidige grootte. We bevinden ons hier op de grens van Noord-Brabant en Gelderland. Gelderland was vroeger een vijandig gebied en in vaak in oorlog met de Brabanders. Die vluchtten dan met z’n allen ons kasteel in.’
Tja, ik hoor nog niet echt iets over ridders, maar ik vind het nog steeds boeiend. Als ik later alleen door het kasteel mag struinen sta ik versteld van de enorme hoeveelheden servies, schilderijen, meubilair en nog veel meer waarmee dit pronkstuk van de provincie Brabant is ingericht. Maar daarover straks meer. Behalve de overweldigende rondgang die bezoekers te wachten staat, heeft Kasteel Heeswijk sinds vorig jaar een slimme manier gevonden om met passende evenementen een nieuwe stroom bezoekers aan zich te binden.
Luc legt het uit. ‘Dankzij de subsidie die we in 2023 van het Mondriaanfonds kregen, zijn we gestart met evenementen rondom levende geschiedenis. Dat is sindsdien ons nieuwe speerpunt. Hiermee brengen we de historie van toen tot nu zichtbaar in beeld en komt het kasteel echt tot leven.’ Dat klinkt nog een beetje mysterieus, maar de directeur vervolgt: ‘Met living history zoals dit in het Engels heet, halen we groepen serieuze geschiedenisliefhebbers naar Heeswijk. Zij spelen de mensen na uit de bloeitijden van het kasteel, zoals de middeleeuwen, en zien er ook precies zo uit. Ze komen hier en elders hun passie en hobby uitoefenen, dus het zijn geen dure acteurs. De groepen komen hier bijvoorbeeld historisch verantwoorde soep koken, stof weven en smeden, maar ook als ridders verkleed zwaardvechten. Zo krijg je levende geschiedenis. En dat is vooral wat de jongere bezoekers in de leeftijd tussen twintig en veertig jaar aantrekt. Het zorgt voor beleving op Heeswijk.’
Luc heeft inmiddels de nodige contacten en heeft een netwerk opgebouwd voor dit soort evenementen. ‘De spelers komen uit België, Duitsland en Nederland. We zorgen ervoor dat we een goede gastheer zijn en faciliteren wat nodig is, en zij doen dan hun ding.’ Wat voor ridders beelden de acteurs uit? ‘Bijvoorbeeld de Maltezer Ridders uit de dertiende eeuw. Ze zijn heel authentiek.’ De Maltezer Ridders vormden een door de koning van Jeruzalem gestichte ridderorde van hospitaalridders, die een bijzondere plaats hebben in de Europese geschiedenis.
Geen Floris V
Dan komt toch mijn hamvraag of er op Heeswijk ook echte ridders hebben rondgedoold. Luc moet me teleurstellen: ‘Hier bivakkeerden geen Floris V of Sindala’s, helaas. Er waren geen grootschalige belegeringen van het kasteel of gevechten. Sinds de dertiende eeuw is het kasteel steeds door welgestelde families bewoond geweest. In de negentiende eeuw kocht de Belgische baron André van den Bogaerde van Terbrugge het kasteel. Hij was gek op antiek, maar ook op ridders. Dat wel. André had zelf graag Ivanhoe willen zijn en verzamelde veel ridderspullen. In onze ridderzaal vind je daardoor veel harnassen en wapens. Ga zelf maar kijken!’ En dan stuurt hij me op ontdekking door zijn kasteel.
Leeuwen
Voordat ik door de kamers op speurtocht ga neem ik nog even de tijd Heeswijk eens goed van buiten te bestuderen. Los van het glorieuze kasteel met zijn puike torens en gracht, staat op het voorterrein ook nog de ijzertoren. Een erfenis van baron André. Wat mij meteen opvalt, zijn de twee prominente leeuwen in een zandstenen kleur, die balancerend op een bal en een richel als het ware maar ternauwernood een plons in de gracht weten te voorkomen. In het geschiedenisboekje dat Luc mij heeft meegegeven, lees ik dat ze afkomstig zijn van een grachtenpand en dat de baron het wel leuk vond de dieren aan de toren ‘vast te kleven’.
De baron
Dan toch maar het kasteel in. Al snel sta ik in de Ridderzaal. Hier tref ik voorbeelden van ridderlijke ‘gevechtskleding’ en natuurlijk een compleet en keurig harnas met een fijn kort zwaard. Een tekstpaneel maakt me wijzer over de eetgewoonten van de stoere krijgers. Ze deden zich namelijk tegoed aan rijkelijk gevulde tafels vol gebraden wild, gevogelte en meer lekkers. Dat verbaast me eigenlijk niet. Het komt overeen met wat ik al dacht.
Via een QR-code naast zijn onbescheiden staatsieportret kom ik in het leven van mijn nu al favoriete baron André. Na de aankoop van Heeswijk in 1834 gebruikte hij het kasteel vooral om zijn liefde voor ridders op allerlei manieren te uiten. Hij verzamelde onder meer harnassen, wapenschilden en wapens. Zo woonde de baron eigenlijk in een museum. Naast de ijzertoren voegde André aan het kasteel ook nog een indrukwekkende open galerij toe, die de toren met de wapenzaal verbond. Die galerij was gesierd met stenen zerken met namen van ridders van de Orde van het Gulden Vlies. De nazaten van de baron waren tot 1994 de laatste bewoners van Heeswijk, waarna de huidige Stichting Baron van den Bogaerde van Terbrugge Kasteel Heeswijk het verder in stand hield.
Ondanks het feit dat de familie van de baron het nodig van de inventaris later verkocht, bulkt het kasteel nog van het meubilair. Ik kom in rijk gevulde (slaap)kamers met portretten, kasten vol servies, uitpuilende boekenkasten, stijlvolle tafels en stoelen en betreed trappen waarlangs de wanden helemaal bekleed zijn met schattige tegels uit de zeventiende tot en met de negentiende eeuw, met Hollandse tafereeltjes met molens, Zaanse huisjes en schepen. De kelder maakt me nog gelukkiger met een keur aan ridderkleding, opnieuw een harnas dat ik zo mee naar huis zou willen nemen, en een tekstbord dat uitlegt hoe ik zelf ook een ridder kan worden. Het kan niet op. Uiteindelijk beland ik weer tegenover de galerij buiten op het voorterrein.
Betoverd
In één middag ben ik helemaal betoverd door dit fascinerende kasteel. Een topplek in de provincie Noord-Brabant. En ondanks het feit dat er hier geen ridders hebben geleefd en gestreden, hebben baron André van den Bogaerde van Terbrugge en zijn erfgenamen alles uit de kast gehaald om de riddertijd hier tot leven te brengen. Mijn conclusie is dan ook, dat Heeswijk toch een ridderwaardig kasteel is, waar ik zeker nog eens terugkom.
Tot de volgende sporen!