Pionier in de praktijk
In het Friese Sint Nicolaasga ligt Landgoed Eysinga State, een bosrijk landgoed met als kern het statige Huize Boschoord. Het hakhoutbos is kenmerkend voor het landgoed, maar lastig in stand te houden vanwege het veranderende weer. Door intensief samen te werken met Bosgroep Noord-Oost Nederland, probeert de eigenaar van Eysinga State om de economische waarde van het bos te behouden, om zo het landgoed door te kunnen geven aan volgende generaties.
Landgoed Eysinga State ligt in Friesland, in het dorpje Sint Nicolaasga, tussen Sneek en Lemmer. Eysinga State is 120 hectare groot en ligt op een uitloper van de zandgronden van het Gaasterland. De ondergrond bestaat er voornamelijk uit keileem, harde steen dus, met daarop zand. Het oude huis op het landgoed, Huize Boschoord, is zo’n 150 jaar oud. Het historische bos is zo’n 60 hectare groot en stamt uit 1722.
In 1722 werd Johan Vegelin van Claerbergen grietman (rechter en burgemeester) van de grietenij (gemeente) Doniawerstal. Zo kon hij een stuk grond krijgen. Vegelin creëerde in een deel van dat gebied akkers en afwateringssloten. Een ander deel werd omgevormd tot bos, met voornamelijk eiken en beuken: de Vegelinbossen. Toen Vegelin stierf, liet hij zijn grondbezit na aan zijn enige kleinzoon jonkheer Frans van Eysinga. Sindsdien is het landgoed in bezit van de familie Eysinga en heet het landgoed Eysinga State. Vandaag de dag bestaat het landgoed uit bos (de Vegelinbossen), boerengrond en een recreatiebedrijf.
Op het landgoed spreek ik Tjalling Eysinga, de huidige eigenaar en bewoner van Huize Boschoord. Al snel gaat het gesprek over de economische waarde van een landgoed. Op een ondernemende manier met het landgoed omgaan, hoort bij Eysinga State. Tjalling: “In die tijd, toen mijn voorvader dat aanlegde, deed hij dat uit financiële motieven. Hakhout leverde geld op. Dat hakhout werd vooral gebruikt om te stoken. Er was toen nog geen gas en kolen waren er nauwelijks.”
De economische waarde van een hakhoutbos
“Het was pure noodzaak voor de economie, om in leven te blijven. Alle producten uit het bos werden gebruikt. De takken werden gebruikt om de ovens in de bakkerij mee te stoken. De wilgen werden gebruikt voor de beschoeiingen. Het hakhout zelf werd gebruikt als brandhout en voor landbouwgeriefpaaltjes (paaltjes om landbouwgrond mee af te zetten). Iedere 10 tot 15 jaar werd er een kavel gekapt. Dat was een heel winstgevende exploitatie.”
Ook in de meer recente geschiedenis bleef het hakhoutbos rendabel. Tjalling: “Na de oorlog moest er veel snelgroeiend hout komen, want er was een aanzienlijk houttekort. Mijn vader heeft toen veel van het hakhoutbos omgezet in naaldhout. Lariksen en fijnsparren bijvoorbeeld, zodat we hier hout konden produceren.”
Maar de economische waarde daalde in 1960. Tjalling: “Toen werd de gasbel in Slochteren gevonden. Daardoor ging veel van wat toen op hout ging, over naar gas. De boerengeriefpaaltjes werden vervangen door hardhout. De hele exploitatie stortte dus in. Mijn vader is toen een recreatiebedrijf begonnen, aanvankelijk als camping. Mijn broer en ik hebben dat omgezet in een vakantiepark met 200 bungalows.”
In de jaren 80 is de focus weer meer op het bos komen te liggen: “Toen ik in de tachtiger jaren begon, was er ineens weer een rage van mensen die houtkachels wilde stoken. Niet vanwege het gas, maar vanuit een recreatieve invalshoek. Ik heb toen heel veel van die hakhoutpercelen laten zagen, waardoor ik inkomsten kon genereren.”
Wisselend overheidsbeleid
Die economische benadering wordt volgens Tjalling versterkt door hoe landelijk en regionaal beleid wordt gemaakt voor bos en natuur. “In de jaren 90 veranderende de politiek in Den Haag. Toen wilde men de exoten verwijderen uit het bos. Toen heb ik alles weer omgevormd naar loofhout. Vanaf dat moment ben ik alleen maar gaan boeren met mijn bossen op subsidies. Waar het meeste subsidie voor was, dat deed ik.”
“Ik verwijt de overheid dat het mist aan een langetermijnvisie. Natuurbeleid moet je per 100 jaar bekijken. Nu moeten we bij wijze van spreken iedere tien jaar iets nieuws planten, en dat werkt niet. Mijn keuzes worden door het wankelende overheidsbeleid nu financieel bepaald. Dat vind ik eigenlijk jammer.”
Bosgroep Noord-Oost Nederland
Ook klimaatverandering speelt een rol op Eysinga State. Tjalling: “Aanvankelijk was ik heel sceptisch over klimaatverandering. Ik weet dat je sowieso golfbewegingen hebt in het klimaat. Toen ik jong was hadden we ook droge zomers. Maar dat er toch wel iets aan de hand is, is denk ik niet meer te ontkennen.”
Voor het beheer van het bos, en dus ook voor het klimaatrobuust maken van het groene erfgoed, werkt Tjalling samen met Bosgroep Noord-Oost Nederland: “Ze overleggen alles met mij, maar in principe laat ik alles aan hen over. Ik stel wel kritische vragen natuurlijk, maar ik ga eigenlijk altijd op hun adviezen af. Dat is al veertig jaar gaande en ik heb alleen maar positieve ervaringen.”
“Ze overleggen alles met mij, maar in principe hebben ze volledige volmacht. Ik stel wel kritische vragen natuurlijk, maar ik ga eigenlijk altijd op hun adviezen af. Dat is al veertig jaar gaande, en ik heb alleen maar positieve ervaringen.”
In de jaren 80 is Bosgroep Friesland door Tjalling zelf opgericht. Inmiddels zijn er in Nederland drie regionale bosgroepen, die nationaal zijn verenigd in de Unie van Bosgroepen. De drie bosgroepen zijn onafhankelijke coöperaties en kunnen voorzien in beheerders, ecologen en andere specialisten. Daarmee is de Bosgroep volgens Tjalling heel belangrijk als het gaat om klimaatadapatatie: “Mijn kennis haal ik allemaal uit de bosgroep. Bijna alle eigenaren, en soms ook de tbo’s, zijn op een manier verbonden aan de bosgroep. Die club is echt een enorm bepalende factor in het bosbeleid van nu.”
De bosgroep doet het volledige beheer van Eysinga State. Daarvoor wordt iedere zes jaar een beheerplan gemaakt. In het komende plan is veel aandacht voor klimaatadaptatie. Dat was daarvoor niet het geval. Tjalling: “Afgelopen jaar hebben we een heleboel naaldhout verwijderd, en dan met name naaldhout dat droogtegevoelig was. Dat wordt teruggeplant met meer resistente bomen. Daarvoor was ik zelf bezig om waar het kon lariks te planten, maar door de nieuwe inzichten van de bosgroep, kiezen we nu voor gemengd bos. Gemengd bos is veel klimaatrobuuster dan een monocultuur.” Het plan van de bosgroep beslaat ongeveer een half jaar en gaat over een gebied van ongeveer 10 hectare. Het plan moet eind 2024 klaar zijn, als alles wat in het voorjaar gekapt is weer is ingeplant.
Economie en erfgoed hand in hand
De bedrijfsmatige benadering op Eysinga State kan worden opgevat als een focus op de financiële belangen achter het landgoed, maar dat is niet het geval. Tjalling: “Je kan het verkopen, maar dat wil ik niet. Ik wil het wel voor mijn kinderen zo hebben dat er een robuust landgoed staat, dat zichzelf in stand kan houden. Dat kan in ons geval door de landbouw, en dan moeten de bossen in ieder geval geen kosten met zich meebrengen. Van die bossen, daar word je echt niet rijk van. Maar ik vind het heel leuk om het landgoed te hebben en ermee bezig te zijn en ik vind het ook een maatschappelijke verplichting. Het is al eeuwen gebruik hier dat het landgoed is opengesteld voor publiek, ook al vanwege de natuurschoonwet. Dat hoort hier gewoon bij.”
Tjalling vindt het belangrijk dat Eysinga wordt bezocht door mensen uit de buurt. De veranderende positie van de adel maakt dat gemakkelijker. Zo zijn er veel vrijwilligers op het landgoed actief: “Ik ben niet meer ‘de jonker’, zoals mijn vader dat was. Ik ben Tjalling. Ik ben helemaal niet iemand die zich verheven voelt, integendeel. Ik vind het leuk dat ik landgoedeigenaar ben en ik wil ook dat zo veel mensen van het landgoed kunnen genieten. Daar is het voor bedoeld.”
“Ik ben niet meer ‘de jonker’, zoals mijn vader dat was. Ik ben Tjalling. Ik ben helemaal niet iemand die zich verheven voelt, integendeel. Ik vind het leuk dat ik landgoedeigenaar ben en ik wil ook dat zo veel mensen van het landgoed kunnen genieten. Daar is het voor bedoeld.”
De economische benadering is essentieel om het landgoed in stand te kunnen houden. Tjalling probeert ervoor te zorgen dat het bos zichzelf in stand houdt en de opbrengsten ervan dus de kosten kunnen dekken: “In mijn vaders tijd ging het echt geld kosten. Ik heb nu de boel klaargemaakt voor mijn kinderen. Ik wil ervoor zorgen dat mijn kinderen later iets kunnen erven wat ze in ieder geval geen geld kost. Er moet altijd geld binnenkomen, wil je het in stand houden. Anders zeggen de kinderen straks: weg ermee!”
De belangrijkste les
De belangrijkste les die Tjalling anderen zou willen meegeven: “Werk samen, luister naar mensen die er verstand van hebben en wees niet eigenwijs. En tegelijkertijd moet je zorgen dat je niet over je heen laat lopen.”
Het advies van Bosgroep Noord-Oost Nederland, en beschikbare subsidies vanuit overheden, zijn steeds belangrijkere drijfveren geworden voor de keuzes die op Eysinga State worden gemaakt. Juist die benadering leidt er volgens Tjalling toe dat het landgoed doorgegeven kan worden aan de volgende generaties: “Ik ben niet meer zo fundamentalistisch. Waar ik geld mee kan verdienen, dat doe ik. Je moet niet alleen naar natuur kijken. Economisch denken, en keuzes maken die economisch slim zijn, is echt belangrijk. Er moet een verdienmodel achter het landgoed zitten. Anders kun je het niet in stand houden.”
“Je moet niet alleen naar natuur kijken. Economisch denken, en keuzes maken die economisch slim zijn, is echt belangrijk. Er moet een verdienmodel achter het landgoed zitten. Anders kan je het niet in stand houden.”
Tjalling benadrukt dat je als landgoedeigenaar wel ondernemer bent, maar niet met als hoofddoel om geld te verdienen. Het uiteindelijke doel is om het landgoed in stand te houden en daarvoor is altijd geld nodig, maar ook passie en een ondernemende geest: “Ik heb het altijd als een kans gezien en nooit als een verplichting. Dat is heel belangrijk. Je neemt een bedrijf over, waaruit je inkomen ontvangt, maar met weinig rendement. Maar door mijn passie voor het landgoed blijft het leuk en hou ik de energie om het beter door te geven aan volgende generaties. Dat is uiteindelijk mijn belangrijkste drijfveer.”