Laat 18de- en vroeg 19de-eeuwse erfgoedstructuur van Noord-Nederland en Noordwest-Duitsland
Door Els van der Laan, bureau NO.ORDPEIL
september 2016
Dankzij de toekenning van het Ithaka Stipendium 2015 is een vervolgonderzoek gestart naar de samenhangende erfgoedstructuur van historische parken in Noord-Nederland en Noordwest-Duitsland. Op basis van een drielagen benadering (onderzoek naar familierelaties & opdrachtgevers, cartografische analyse in relatie tot de betrokken architecten en een studie naar de karakteristieke kenmerken van de huidige situatie) wordt gekeken naar de historische betekenis van de parkaanleg in de late 18de en de vroege 19de eeuw in Noord-Nederland en Noordwest-Duitsland.
De relatie die binnen dit onderzoek gelegd wordt met Noordwest-Duitsland is een logische, maar vaak nog vergeten stap. De noordelijke elites – en zeker de Groninger – waren in economisch, cultureel, politiek en sociaal opzicht sterk gericht op het oosten. De verweven (familie)netwerken laten dit op een prachtige wijze zien. Daarmee was er ook sprake van een (wederzijdse) beïnvloeding op bijvoorbeeld uiteenlopende culturele domeinen. Het is om deze reden zeer interessant om binnen de Duits-Nederlandse familienetwerken de eigenaren van borgen, buitenplaatsen en landgoederen te bestuderen, die in de late 18de en vroege 19de eeuw opdracht gaven tot het aanleggen van (uitgestrekte) parken in de landschapsstijl. Dit biedt inzicht in de onderlinge betrokkenheid van de families als opdrachtgevers en in de verspreiding van de landschapsstijl. De Duitse familie Von Rehden, die door huwelijken verwant werd aan notabele families als Van Swinderen (Zorgwijk in Groningen en Huize Rijs in Gaasterland), Van der Feltz (Huize Vredeveld in Assen), Trip (Noordwijk in Paterswolde) en De Sandra Veldtman (Fraeylemaborg in Slochteren) is hiervan een helder voorbeeld. Ook de familie Von Inn- und Kniphausen die onder andere de uitgestrekte goederen Lütetsburg in Norden en Nienoord in Leek bezat, kan in dit kader niet ontbreken.
Dat het werkterrein van architecten niet ophield bij de (lands)grenzen laten de Duitse architecten Johann Georg Michael (1738-1800) en Georg Anton Blum (1765-1827) zien, die al vroeg in Nederland parken en tuinen in de landschapsstijl aanlegden, waaronder het park bij de Fraeylemaborg in Slochteren. Tot dit Duitse netwerk van architecten die werkten in de landschapsstijl kunnen ook Friedrich Ludwig Sckell (1750-1823) en Carl Friedrich Bosse (1755-1793) gerekend worden. Zij haalden onder meer hun inspiratie uit Engeland, waar bijvoorbeeld Carl Friedrich Bosse een jaar werkzaam was bij Lancelot Brown (1717-1783). Enkele jaren na zijn periode in Engeland legde Bosse in opdracht van de familie Von Inn- und Kniphausen het park van Lütetsburg in landschapsstijl aan.
Een cartografische analyse van eigentijdse kaarten in relatie tot bestaand onderzoek en de genoemde analyse van familieverbanden moet inzicht geven in de karakteristieke kenmerken en verspreiding van de landschapsstijl in Noord-Nederland en Noordwest-Duitsland. De studie van historische kaarten maakt het mogelijk om een beeld te vormen van de ruimtelijke architectonische aanleg, waarin elementen als waterpartijen en paden een belangrijke functie vervulden. Om meer inzicht te krijgen in de historische aanleg, vormgeving en samenhang van deze laat 18de– en vroege 19de– eeuwse parken in relatie tot de huidige situatie, wordt een nieuwe methode toegepast. Daarbij wordt gebruik gemaakt van diverse kaartlagen uit het Actueel Hoogtebestand Nederland. Met behulp van deze methode kan een connectie binnen deze collectie worden gemaakt. Het vormt bovendien een basis voor verder archiefonderzoek naar deze bijzondere collectie.
Tijdens de uitreiking van het Ithaka Stipendium op woensdag 12 oktober 2016 zal ik in een korte presentatie de kern van het onderzoek presenteren. Tegelijkertijd verschijnt er op de website van sKBL een toegankelijk en rijk geïllustreerd artikel, dat eveneens op andere erfgoedsites geplaatst kan worden. In het najaar 2016/voorjaar 2017 volgt een wetenschappelijke publicatie, waarin onder meer de getoetste onderzoeksmethode centraal staat.