door Diana Spiekhout, conservator terpencultuur & middeleeuwen Fries Museum
Overijssel en Drenthe staan niet bekend als kasteelrijke provincies. Toch stonden in Noordoost-Nederland in de middeleeuwen minstens 134 bisschoppelijke burchten, adellijke huizen en versterkingen. Dit gebied, dat men toen het Oversticht noemde, maakte deel uit van het prinsbisdom Utrecht, waar de bisschop van Utrecht territoriaal machthebber was. Niemand mocht in het Oversticht zonder toestemming van hem of de koning kastelen bouwen. De praktijk verliep echter anders, want de bisschop had de grootste moeite om zijn rechten te doen gelden. Edelen zagen in tijden waarin het bisschoppelijk gezag zwak was hun kans schoon om hun machtsposities uit te breiden en hun status te verhogen door een kasteel te laten optrekken. Zo ontstond tussen 1050 en 1450 het kastelenlandschap van het Oversticht. Dit rijke middeleeuwse verleden was tot voor kort een vrijwel onbekende episode van de Nederlandse geschiedenis.
Nieuwe onderzoeksaanpak
Door de kastelen te bestuderen vanuit hun bouwgeschiedenis, landschappelijke ligging en bijbehorende samenleving heb ik de kasteelontwikkeling tussen 1050 en 1450 in dit gebied gereconstrueerd. Deze reconstructie geeft een uitgebreid beeld van de langetermijnontwikkeling van kastelen in dit gebied vanuit drie verschillende vakgebieden, te weten de archeologie, landschapsgeschiedenis en politieke geschiedenis. Daarmee is het uniek in de geschiedenis van het Europese kastelenonderzoek. Deze nieuwe werkwijze heeft verrassende resultaten opgeleverd. Het verandert het beeld over kastelen in de Lage Landen. De meeste mensen denken bij een kasteel vooral aan een stevig omgrachte hoofdburcht, zoals het Muiderslot. Mijn onderzoek laat echter zien dat zo’n hoofdburcht slechts een deel van het eigenlijke kasteel was. Veelal lagen daaromheen uitgebreide, complexe stelsels van meerdere wallen en grachten. Tijdens de droge zomer van 2018 waren deze wallen en grachten op satellietfoto’s duidelijk zichtbaar. Deze stelsels van wallen en grachten fungeerden als defensiewerk voor het kasteel.
Kasteel en landschap
Door de tijd heen hadden bouwheren specifieke voorkeuren voor de ligging, functies en vorm van hun kasteel. Zo lagen de oudste Overstichtse kastelen – de Twentse bisschoppelijke ringwalburchten Hunenborg en Schulenborg – in een afgelegen en verder volledig verlaten wildernis. Beide burchten zijn in het eerste kwart van de dertiende eeuw verlaten. Toen had de bouwheer, de bisschop, inmiddels andere wensen voor de locatiekeuze. Hij liet zijn burchten bouwen op belangrijke strategische knooppunten van (water)wegen zoals bij Coevorden. De bisschop had nog wel steeds de voorkeur voor een lage ligging als locatie voor het op te trekken kasteel. Vanaf 1350 liet hij zelfs de grenzen van het Oversticht afsluiten door kastelen en langgerekte verdedigingsdijken, zogenoemde landweren, aanleggen bij cruciale grenspassages.
Edelen gebruikten kastelen op een andere manier, namelijk als een centraal punt om hun eigen macht, rechten en bezit uit te breiden. Toch lieten ook zij hun kastelen bouwen in laaggelegen gebied in de buurt van belangrijke passages over land of water. De ontwikkeling van het kastelenlandschap rondom kasteel Diepenheim is daar een goed voorbeeld van. De kasteelbewoners hebben duidelijk hun stempel gedrukt op het landschap in de wijde omgeving van de burcht. Ze lieten een kerk bouwen, bemoeiden zich met de ontginningen, bezaten veel boerderijen en maakten gebruik van speciale burchtsoldaten die gingen wonen in de buurt van het kasteel. Zelfs tegenwoordig zijn de sporen van dit middeleeuwse verleden nog zichtbaar in dit gebied, want de huizen van de burchtsoldaten zijn uitgegroeid tot prachtige landgoederen.
Het proefschrift Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht. De ontwikkeling van bisschoppelijke burchten, adellijke huizen en versterkingen in relatie tot het landschap en de samenleving in Noordoost-Nederland tussen 1050 en 1450 van Diana Spiekhout is verkrijgbaar via www.matrijs.com voor 89,95.