Spreeuwenstein
Ouddorp - Zuid-Holland
Vriend van sKBL
De oudste vermelding van Spreeuwenstein dateert van 22 juni 1336. Het huis is dan eigendom van Costijn Heijndricsz. van Somerland. Er wordt gesproken over een woning en ommeloop binnen de gracht. Zijn drie zonen verkopen het bezit in 1356 aan Gerard, bastaardzoon van Albert van Voorne. Zo komt Spreeuwenstein in Voorns bezit en is dus vermoedelijk niet gebouwd in opdracht van de heren van Voorne maar voor het geslacht Van Somerland. Deze zienswijze vindt ook argumenten door het feit, dat er na 1275 geen mottekastelen meer worden opgericht. Toch zou Hertog Aalbert van Beijeren, ruwaard van Holland en Zeeland, in 1357 aan Floris van Borselen, Heer van Zuilen en St. Maartensdijk, hebben gelast voor hem een burcht of kasteel te doen maken. We weten dat in de 17de eeuw nog slechts de naam bekend is van wat eens een mottekasteel Spreeuwenstein moet zijn geweest. Het is onbekend wanneer het complex ten onder ging. Wel werd Ouddorp vooral in de 14de eeuw geplaagd door vijandige aanvallen en strooptochten. Ook hadden overstromingen een verwoestende werking. Het is denkbaar dat de eigenaren na de zoveelste vernieling hebben besloten om niet meer te herbouwen. Rond 1750 zijn er nog restanten van het huis in de motteheuvel aanwezig maar die zouden in opdracht van de eigenaar, de heer Yvoy, zijn geslecht. toen zijn grote kamers en onderaardse gangen ontdekt. Kluit schreef in zijn tijd: “In den jaere 1750 heb ik van dit kasteel nog de puinhopen en steene trappen gezien, dog dezelve zijn in de jaere 1752 geslegt en de grond tot bouwland gebruikt. Voor die tijd pleegen de inwoonders van ’t Outdorp uit deezen berg en van de ruinen des kasteels steenen te haalen. Ja, selfs de fondamenten uit te graven, daer zij de gevels hunner huijzen mede bouwdenâ€. In de collectie van Hendrik van Wijn (Kon. Bibliotheek) bevindt zich een tekening in rood krijt waaruit blijkt dat het terrein omgracht was. De grachten zijn dan inmiddels gevuld met zand en aarde. De heuvel “255 treden is sijn omtrekâ€, het gevonden vertrek is vierkant van vorm en heeft een zware fundering. In 1776 is de ruimte weer aangevuld met zand. Mogelijk is nog een deel van deze fundering aanwezig. De heuvel is echter een archeologisch monument waarin niet gegraven mag worden. Een andere benaming die in de 17de eeuw voorkomt voor de motteheuvel is de Blauwe Steen waar mogelijk en tot 1791 een \'ban\' werd gehouden over civiele en polderzaken. Het toponiem ‘Blauwe Steen’ wijst op een vroegere plek van rechtspraak of waar iemand gedaagd c.q. aangeklaagd wordt. In steden als Leiden en Nijmegen vinden we in het plaveisel nog een Blauwe Steen (hardsteen). Uit een beschrijving van Adriaan Terling wordt duidelijk hoe de baljuw van Goedereede en Westvoorne eerst de eed aflegt ten overstaan van de burgemeesters van Goedereede op het stadhuis aldaar, waarna hij dat op de Blauwe Steen herhaalt voor de mannen van beschikke van Westvoorne. Het huis Spreeuwenstein is een van de oudste gebouwen van het eiland, dat in de literatuur wordt vermeld. Het is evenwel al eeuwenlang verdwenen, zolang zelfs dat er geen beschrijving of prent van bestaat. Is het in één keer met de grond gelijk gemaakt of is het langzaam in verval geraakt? Is Spreeuwenstein door rampspoed vernield en hebben omwonenden verder hun steentje bijgedragen door van de ruïne bruikbare bouwmaterialen mee te nemen? Gelukkig houdt de historische vereniging ‘De Motte’ de naam levend.