Kasteel, buitenplaats en landgoed zijn drie verschillende begrippen. Ook borgen, states en havezaten behoren tot dit genre erfgoed. Alle drie hebben ze met landschap en buitenleven te maken. De ontstaans- en ontwikkelingsgeschiedenis van KBL in ons land is echter niet overal hetzelfde. Vanuit historisch oogpunt zijn er regionale verschillen. Dit zijn de historisch gegroeide regio’s en hun verhalen:
- Noord-Nederland (Friesland, Groningen en Drenthe) met Borgen en StatenÂ
- West-Nederland (Noord-Holland, Zuid-Holland, Zeeland en westelijk deel Utrecht) met Hollandse Buitenplaatsen
- Oost-Nederland (Overijssel, Gelderland en oostelijk deel Utrecht) met Adellijke landgoederen
- Brabant met Kastelen en landgoederenÂ
- Limburg met Kastelen en landgoederen
Variatie in ontstaan en ontwikkeling
Kasteel als bescherming
De laatmiddeleeuwse kastelen, de oudste objecten, werden gebouwd om de eigenaar en zijn familie te beschermen in onrustige tijden. Deze ‘steenhuizen’ konden ook dienen als militair bolwerk. Het bezit van grond was aanvankelijk minder belangrijk. Op den duur verloren de kastelen door allerlei redenen hun oorspronkelijke functie. Ze werden steeds vaker tot buitenplaats verbouwd of vervielen tot ruïne om uiteindelijk te verdwijnen. Veel middeleeuwse kastelen bevinden zich nog altijd in Brabant, Limburg en Gelderland. Sprekende voorbeelden hiervan zijn Kasteel De Wildenborch in Vorden en Kasteel de Haar in Haarzuilens.
Buitenplaats als buitenverblijf
De meeste buitenplaatsen werden in de 17de en vooral in de 18de eeuw aangelegd. Ze waren zodanig ontworpen dat het landhuis, de bijgebouwen en het omringende park een harmonieuze eenheid vormden. Buitenplaatsen dienden als buitenverblijf van rijke stedelingen. Zij brachten er een deel van het voorjaar en de zomer door. Hier konden ze buiten zijn en zich verbonden voelen met de natuur. Bijkomend voordeel was dat ze er de lawaaierige, warme en stinkende stad konden ontvluchten. Voor de eigenaren was de landbouw- of veeteeltopbrengst van de buitenplaatsen van ondergeschikt belang. Ze verdienden hun geld met handel in de stad of met lucratieve stedelijke bestuursfuncties. Veel historische buitenplaatsen bevinden zich in west- en midden-Nederland. Bijvoorbeeld langs de Vecht, in ’s-Graveland, Heemstede en andere plaatsen achter de duinen.
Landgoederen als verdienmodel
Op veel landgoederen in Oost- en Noord-Nederland speelden (en spelen) pacht uit landbezit, vis- en tolrechten wel een belangrijke rol. Vaak vormde een oud kasteel of landhuis de kern van een landgoed. Doordat het omringende land pachtgeld opbracht, kon de eigenaar het landhuis en het park in stand houden. Vroeger kochten stedelijke kooplieden land aan als investering, maar ze gebruikten het ook voor eigen ontspanning. Zij creëerden daarnaast veel nieuw land door met elkaar geld in te leggen om heidegebieden te ontginnen of meren droog te bemalen.
Ook in onze tijd zijn veel eigenaren van een landgoed van adel. Zij zijn van huis uit goed op de hoogte van wat er bij landbezit komt kijken. Dankzij de inspanning van deze groep eigenaren telt ons land vele prachtige landschapsgebieden en bossen. Het grootste particuliere landgoed van Nederland is nog altijd Twickel in Ambt Delden, met ruim 7.000 hectare land.