Klimaat en wat je daaronder verstaat

Door R. Crèvecoeur

De ruim 500 kastelen, historische buitenplaatsen en landgoederen die ons land rijk is, herbergen een grote schat aan cultuurgoederen zoals schilderijen, al dan niet beschilderde behangsels, meubelstukken, tapijten, fraaie verzamelingen en de gebruikelijke losse curiosa. Alle vanuit een meer of minder ver verleden.

Die interieurstukken zijn overigens niet allemaal in goede staat tot ons gekomen. Het soms barse binnenklimaat dat ongemerkt kan ontstaan in de hoeken van ongebruikte kamers, heeft nogal eens tot een schimmelkwekerij geleid, nabij het haardvuur knapte nog wel eens de intarsia op een tafeltje los, vlak achCalke Abbey 012ter de deur was het prachtige oude tapijt behoorlijk doorgesleten. En eigenlijk hoort dat er allemaal bij: de gevolgen van gebruik, maar ook de gevolgen van de werking van Moeder Natuur met koude, warmte, vocht en droogte, al dan niet opgewekt door de stomende pannen op het vuur in de keuken of het knappend haardvuur in de herenkamer. Daarnaast moet ook de natuurlijke trek door zo’n ouder gebouw niet worden onderschat. Tocht, noemen we dat en koudeval langs de ramen. De remedie is ook duidelijk: voorzie de (ongebruikte) schoorsteenkanalen van een klep en sluit de gordijnen.

Wanneer we ons bedenken dat de relatieve luchtvochtigheid buiten soms in korte tijd kan variëren tussen 35% en ruim 85% en dat die wisselende hoeveelheid vocht vervolgens in koude of warme kamers binnenkomt, waardoor die relatieve waarden opnieuw veranderen, dan is het eigenlijk elke keer weer een verrassing te zien hoe goed die soms honderden jaren oude objecten eraan toe zijn. Maar, laat het ook duidelijk zijn, dit is geen pleidooi om de boel de boel te laten en niets te doen. Het is van belang om door bewustwording en objectivering te kunnen komen tot een comfortzone voor zowel de bewoner als voor de objecten.

Observering
Een paar van die praktische dingen. Het begint eigenlijk met risico beheersing. Moet, bijvoorbeeld, dat prachtige ingelegde kastje wel zo dicht naast de deur staan die ofwel tocht, of vaak open en dicht gaat, waardoor dat kastje telkens een vlaag ‘verandering’ over zich heen krijgt. Door een andere plek te zoeken, wat verder van de deur, krijgt het al veel minder te verduren. Maar omgekeerd, en dat is dat objectiverende element, als dat kastje daar al eeuwen staat en het staat er prima bij en er zijn geen werkelijke veranderende omgevingsfactoren, welnu, dan kan dat kastje daar kennelijk dus prima tegen! Geen zorgen dus, of toch? Sommige verschijnselen hebben tijd nodig, soms eeuwen om zichtbaar te worden. Dan ontstaat toch die barst of blaas. Daarna kan het weer lange tijd goed gaan.

Objectivering
Objectivering is het tweede toverwoord. De menselijke waarneming is allerminst objectief. Wanneer we bijvoorbeeld van de ene in de andere kamer gaan met een temperatuurverschil van slechts een enkele graad, dan ervaren we dat – opmerkelijk genoeg – niet als kouder, maar vaak als vochtiger!
Iedereen herkent zich daar wel in: ‘die kamer, oh die is zó vochtig, maar ja, dat is ook de oosthoek’ en woorden van gelijke strekking. Of dat werkelijk zo is kan eigenlijk alleen maar door meting worden vastgesteld.

Calke Abbey 013Wat is er nu werkelijk aan de hand? Zijn het alleen maar de invloeden van de natuurwetten of is er destijds simpelweg slecht werk met een mooie franje geleverd? Of is een minder geschikte materiaalkeus de oorzaak? Dit laatste speelt nogal eens bij de verwering van (natuur) stenen elementen. Niet alle natuursteen, zoals marmer en travertin, die het in Italië prima doen, kunnen op den duur het Hollandse klimaat aan. Als je mooie vazen of grote keramische potten hebt, dan is het zaak die op tijd de oranjerie in te dragen voor ze in onze winters kapot vriezen.
Objectiveren dus, door gedurende meerdere seizoenen met behulp van loggertjes vast te stellen of – en in hoeverre de ‘gevoelde’ vochtigheid of koude ook werkelijk zo is en of er veel of weinig ventilatie is (dat mooie woord voor tocht!) De meetgegevens kunnen richtinggevend zijn voor verbeteringen. Zo kan door uitgekiende kierdichting tocht verregaand worden beperkt. Dubbel glas, een voor – of achterzetbeglazing kan koudeval beperken, maar – en daar heb je het weer – isolatie op één plek ontneemt je het signaal dat condens op de ramen geeft: ‘vochtig hier’! En dat vocht zoekt in die mooi geïsoleerde ruimte vervolgens de eerstvolgende koudste plek op, en dat zijn niet zelden de in de muur opgelegde balkkoppen.

Zulke, klimaat-technisch complexe gebouwen vragen vooral om bescheidenheid bij het doen van ingrepen. Bescheidenheid die tot uiting komt in het sluiten van luiken en gordijnen in de niet- of minder gebruikte ruimten. Tegelijk moet daar dan wel een vorm van signalering van de klimatologische situatie aan worden gekoppeld, door op gezette tijden het (geijkte) metertje in die ruimten te controleren.
Te vochtig, dat wil zeggen zo naar de 70% relatieve vochtigheid toe, dan zet men de verwarming een beetje aan, zodat die grens niet wordt overschreden. Daarboven kan schimmel zich vestigen en zich verder ontwikkelen. Ik denk dat velen van u die meteen op te merken ‘muffe’ lucht zullen herkennen in die opslagruimte, die weinig gebruikte mooie kamer en in de bibliotheek.

Calke Abbey 020Liever te koud dan te warm

Te koud kan minder kwaad dan te warm. Bij koude kan het dus wel vochtiger worden, maar dat is geen automatisme. Warmte doet processen sneller verlopen, objecten en materialen kunnen uitdrogen, in het bos hoor je de dennenappels barsten. Dan is wat extra ventilatie gewenst, maar als het binnen in het vaak zwaar gebouwde oude goed juist wat koeler is, probeer die warmte buiten te houden en de koelte binnen. Deuren dicht!
Warme lucht kan in absolute zin meer vocht bevatten dan koude lucht en ongemerkt slaat het vocht toch nog ergens op een koud oppervlak aan. Zo kan zich ook achter objecten en schilderijen die tegen een buitenwand staan een ander, vochtiger klimaat vormen. Zo zal men wellicht de situatie herkennen waar de boekbanden in een kast tegen de muur schimmels dragen. De boeken vormen een prima isolatie en de muur blijft koud. Vochtige lucht weet zich echter altijd een weg te vinden en ziedaar: een relatieve vochtigheid boven de 70% en schimmel tiert welig. De remedie is even simpel als doenlijk, zorg dat er tussen voorwerpen en potentieel koude muren een vrije opening blijft van ca. 10 cm. minimaal. Daar past de stofzuiger nog net in. En schilderijen voorziet men van kurkjes achter de lijst, zodat die iets voor in plaats van op de muur hangen. Is er een betere reden te bedenken voor het opentrekken van een mooie fles…

Een extra trui in de winter

Men zal zich ook Calke Abbeywel herkennen in vochtige kelderruimten in de zomer en droge kelders in de winter. Het gangbare gedrag is om dan in de zomer te ventileren, immers de kelder is vochtig, terwijl daarmee op de koudere kelderwanden en vloeren juist condens kan ontstaan! Kelders dus in de winter ventileren, de kelder is dan warmer dan buiten en zal, indien gewenst, verder drogen, terwijl in de zomer het raampje juist dicht moet! Laat de kelder maar lekker koel zijn in de warme tijd en verhoudingsgewijs wat warmer in de winter.

De moraal van dit alles is eigenlijk dat men heel veel voor het voortbestaan van de objecten en gebouwen kan betekenen door attent te zijn op de signalen die de objecten ‘afgeven’, de oorzaken daarvan door objectivering en observatie te achterhalen en vervolgens met bescheiden ingrepen het verschil maken tussen verval en behoud. Eén van de grootste veranderingen is waarschijnlijk wel het aanleggen en gebruiken van centrale verwarming. Daardoor werd onze comfortzone vergroot, maar die van de objecten nog sterker verkleind. Mijn advies is derhalve dat allen die de zorg hebben over kastelen, landgoederen, buitenplaatsen en hun inventaris, om op een cursus breien te gaan. Die extra trui in de winter kan het verschil maken!

Rob Crèvecoeur is onderzoeker en adviseur in het brede veld van de monumentenzorg. Hij werkt vanuit zijn bedrijf Amati.

De foto’s zijn gemaakt door René Dessing tijdens een studiereis van the Attingham Summer School op Calke Abbey in Derby, Derbyshire. Het interieur zoals het in 1985 werd aangetroffen wordt onveranderd in stand gehouden en geeft een beeld van het dramatische verval van een een buitenplaats als er geen zorg aan wordt besteed.

Scroll naar boven