Boschwijk

Zwolle - Overijssel

Boschwijk valt uit te leggen als een ontginning waar ‘bosch’ moest ‘wijken’. Ook is het ontvluchten van de stad denkbaar, om te ‘wijken’ naar het ‘bosch’. In 1716 heet het goed Ten Busch en uit 1748 dateert de eerste vermelding van de naam Boschwijk. Een spieker omgeven door een formele tuinaanleg is er in de tweede helft van de 18e eeuw te vinden. Door vererving krijgt Rhijnvis Feith (1753-1824), dichter en burgemeester van Zwolle, de buitenplaats in bezit. Van 1783 en tot zijn dood in 1824 zal hij Boschwijk als zomerverblijf gaan gebruiken. Onder Feith wordt de kern van het huis, het spieker, uitgebreid met twee iets vooruitspringende zijvleugels. In de eerste twee decennia waarin Feith Boschwijk bezit, moet hij al veel aan de park- en tuinaanleg gedaan hebben, een eerste aanleg in landschapsstijl moet toen tot stand zijn gekomen. Feith schrijft in die periode literaire werken als de 'Ode aan Boschwijk’, de briefroman 'Julia' en het leerdicht ‘Het Graf ’. Na 1800 moeten opnieuw veranderingen zijn doorgevoerd; de tuinarchitect Georg Anton Blum (1765-1827) wordt genoemd. Op een betrekkelijk klein terrein wordt een besloten parkje in landschapsstijl gecreëerd. Er is een grillige waterpartij met meerdere kronkelende armen in een kleinschalig heuvellandschap, ontstaan door de opgeworpen grond uit de waterpartij, en met afwisselende beplanting.