Door Lenneke Berkhout
Jan Bernard Knake kwam uit een geslacht van tuinmannen. Zijn grootvader Christiaan was vanuit Duitsland naar Nederland gekomen. Hij had zich in de loop der jaren opgewerkt tot tuinbaas op landgoed Enghuizen in Hummelo, eigendom van baron Van Heeckeren. Hier werd de vader van Jan Bernard geboren in 1811. Zijn naam was Jan Fredrik. In de tuinen van Enghuizen leerde vader Jan Fredrik de eerste beginselen van het hoveniersvak. Het viel de baron op dat Jan Fredrik talent had. Jan Fredrik mocht daarom op vijftienjarige leeftijd aan de slag in de tuin van het nieuwe landgoed, dat de baron had aangekocht. Dit landgoed was Sonsbeek bij Arnhem. Hier had de baron grootse plannen om de bestaande landschapstuin uit te breiden. Het was een prachtige plek voor Jan Fredrik om zijn hoveniersvaardigheden te vergroten.
De Ulenpas
Na enkele omzwervingen kwam Jan Fredrik eind 1840 terecht op De Ulenpas in Hoog-Keppel. Landgoed De Ulenpas was inmiddels eigendom geworden van de familie Van Schuijlenburch en Jan Fredrik ging aan de slag als tuinbaas. Hij trouwde met een timmermansdochter uit Hummelo, Harmina Maandag, en in 1847 werd zoon Jan Bernard geboren. Ook Jan Bernard leerde het hoveniersvak van zijn vader en ging na verloop van tijd werken als hoveniersknecht op De Ulenpas. Uiteindelijk volgde hij zijn vader op als tuinbaas. In 1872 trouwde Jan Bernard met Berendina Hekkelman, die als keukenmeid op kasteel De Ulenpas werkte. Het paar trok in bij hun (schoon)ouders in de tuinmanswoning van De Ulenpas. De tuinmanswoning had de toepasselijke bijnaam ‘Knaakshuusken’. In de tuinmanswoning was het altijd druk. Niet alleen vanwege de vele kinderen, maar ook vanwege de vele bezoekers voor wie de deur altijd open stond. Het was er een komen en gaan van familieleden en mensen uit het dorp.
De tuin van De Ulenpas was eerder in landschappelijke stijl aangelegd met een vijver, boomgroepen en slingerende wandelpaden en in de ogen van jonkheer Van Schuijlenburch inmiddels enigszins verouderd. Hij liet de toen nog jonge tuinarchitect Leonard Springer een nieuw ontwerp maken voor een deel van de tuin. Springer zou uitgroeien tot één van de bekendste tuinarchitecten en boomkenners van zijn tijd. Onder het kritische oog van Springer legde Jan Bernard de nieuwe tuin aan. Als hij niet aan het werk was op het landgoed, kweekte Jan Bernard graag pelargoniums. Op een foto die van de familie is gemaakt, staan dan ook twee kuipen met pelargoniums afgebeeld. De verhouding tussen de jonkheer en de tuinbaas was goed. Zij overlegden regelmatig. Aangezien de familie alleen in de zomermaanden op De Ulenpas verbleef en de rest van het jaar in De Bilt woonde, ging Jan Bernard ook regelmatig naar De Bilt. In 1889 mocht Jan Bernard mee naar de Wereldtentoonstelling in Parijs, waar onder andere de laatste technische ontwikkelingen en producten uit de koloniën te zien waren. Voor zijn vrouw Berendina nam Jan Bernard een zilveren broche met een afbeelding van de Eiffeltoren mee. Een gewaardeerd cadeau, want op foto’s draagt zij vaak deze broche.
Natuur, onderwijs en de kerk
Als hij niet aan het werk was in de tuin, waren het de natuur, onderwijs en religieuze zaken die Jan Bernard Knake en ook zijn gezin bezig hielden. Zo hadden twee zonen een goed contact met Jacques P. Thijsse, de bekende natuurbeschermer en schrijver. Thijsse bezocht De Ulenpas en kreeg bijzondere planten die op of in de buurt van De Ulenpas groeiden.
Jan Bernard was jarenlang bestuurslid van de School met den Bijbel. Toen een ware schoolstrijd uitbrak in Hummelo in 1910, liepen de gemoederen in het dorp hoog op. Vooral toen de dominee aankondigde zijn dochter naar een openbare in plaats van een christelijke school te sturen. De kerkgemeente, waaronder de familie Knake, was diep geschokt. Jan Bernard was één van degenen die op de dominee inpraatten om dit toch vooral niet te doen. Toen de dominee een jaar later besloot uit zijn ambt te treden, toog Jan Bernard opnieuw naar de pastorie om de dominee op andere gedachten te brengen. Tevergeefs.
Toen de rentmeester in 1912 met pensioen ging, nam Jan Bernard een deel van zijn werkzaamheden over. Enkele jaren later was er echter grote onrust in het gezin. De jonkheer was ernstig ziek en het gezin vreesde dat zij De Ulenpas zouden moeten verlaten, wanneer hij kwam te overlijden. En hoe moest het dan verder? Op 12 oktober 1916 schreef Mies in haar dagboek: ‘Vanmorgen kwam er bericht van de Bilt dat de toestand van Mijnheer zorgelijk is. Va moest maar afscheid van hem komen nemen. Va is dadelijk vertrokken.’ Jan Bernard was nog op tijd. De volgende dag overleed de jonkheer. Dochter Mies maakte een strik voor de grafkrans van de jonkheer. Het hele gezin Knake was zwaar aangeslagen. ‘Va leek zoo gebogen. Wat ging hij vaak opgewekt naar de Bilt en nu is het voorbij’, schreef Mies in haar dagboek.
Korte tijd later kwam er een geruststellend bericht voor Jan Bernard. De Ulenpas was overgegaan naar een andere tak van de familie Van Schuijlenburg. Jan Bernard kreeg een pensioen en een legaat en mocht in de hovenierswoning blijven wonen. De nieuwe tuinbaas betrok de rentmeesterswoning.
De nieuwe eigenaren waren erg aardig, maar het was toch even wennen. Vooral voor dochter Mies. De nieuwe ‘Mevrouw’ zocht graag de warmte en gezelligheid in de tuinmanswoning op en haar zoon was ziekelijk en kon niet alleen blijven. Mies kreeg steeds meer de rol van gezelschapsdame. ‘Vanmiddag heb ik weer een poos op Ulenpas in de zaal gezeten. Verbeeld je dat de oude mevrouw het zag. Wat zou ze het veel te min vinden. Deze menschen zijn anders.’ Mies ging soms ook wandelen met de nieuwe jonkvrouw en liet haar hond uit, ook al had zij eigenlijk een hekel aan honden. ‘Hoe kan iemand zo ontzettend veel van een hond houden …’, vertrouwde zij haar dagboek toe.
In 1930 komt er een eind aan het leven van vader Jan Bernard Knake (zijn vrouw Berendina was al eerder overleden). Zijn kist was bedekt met vijf kransen; drie van verschillende families Van Schuijlenburch, één van het tuinpersoneel en één van de afdeling Veluwezoom van de Koninklijke Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde, waarvan Jan Bernard erelid was. Tijdens de begrafenis zijn er lovende woorden, onder andere van jonkheer Van Schuijlenburch. De plaatselijke krant bracht verslag uit van de begrafenis en meldde dat Knake ‘sedert eenige jaren was begiftigd met de eere-medaille, in zilver, der Oranje-Nassau orde.
Na het overlijden van Jan Bernard Knake moesten de ongetrouwde dochters die nog in de tuinmanswoning woonden, vertrekken. Aan het tuinmansleven op De Ulenpas was een eind gekomen.
Dit artikel is gebaseerd op het boek Tuinmansleven op de Ulenpas (2019) van Mies Dagevos. De foto’s komen uit dit boek. Zie ook boeksignaleringen