Sitopia is een Grieks woord dat voedselplek betekent (sitos = voedsel, topos = plek).
door Willemijn ter Hart – Koopal, landschapshistoricus MA
Het belang van landgoederen als voedsellandschap
De agrarische functie van het landgoed op het gebied van land-, tuin- en bosbouw is vanaf het ontstaan van het landgoed in de Romeinse tijd tot in de huidige tijd een constante geweest. In de Nederlanden bracht de landadel, samen met kloosterorden, vanaf de middeleeuwen het landschap in cultuur door ontginning en waterbeheersing. Het landgoedlandschap dat in dit landschap lag werd tot de zestiende eeuw op een functionele eenvoudige manier ingericht met akkers, moestuin, boomgaard en (vis)vijver.
Vanaf de zeventiende eeuw veranderde het voedsellandschap van het landgoed en de opkomende buitenplaats toen degelijke eenvoud plaatsmaakte voor deftigheid, als reactie op de verheerlijking van het buitenleven naar klassiek voorbeeld. Eigenaren en hoveniers gebruikten handboeken, zoals Den Nederlandtsen Hovenier uit 1669 van Jan van der Groen, als voorbeeld om het huishouden op het landgoed te bestieren en het voedsellandschap met nuttige en sierlijke elementen vorm te geven. Verscheidene handboeken benadrukten dat vruchtbare grond en goede mest basiskwaliteiten waren voor het gezonde buitenleven, passend bij de agrarische functie van het landgoed. In de zeventiende eeuw ontstond zo een gestileerd voedsellandschap, waarin de volle breedte van het landgoed werd gebruikt voor voedselproductie, in de vorm van moes- en kruidentuinen, fruit- en notengaarden, akkers met granen, weiden voor vee, waterpartijen met vis en gevogelte, bosschages en landschapselementen met noten, vruchten en paddenstoelen en bosjes voor de jacht, die naar de tijdgeest in classicistische stijl werden ontworpen.
Productieplekken dicht bij het hoofdhuis waren ommuurd, omgracht of omhaagd als bescherming tegen de wind en vraat van dieren. Binnenin heerste een microklimaat waarin een moes- en kruidentuin met leifruit, fruitmuren en kleine fruitbomen, een bloementuin en bijenkorven waren gelegen. Verder weg van het hoofdhuis had de landgoedeigenaar beschikking over boomgaarden, waterpartijen, zaaiakkers, weiden en jachtgebieden. De gebruiksfunctie van het voedsellandschap betekende niet dat het aan sierwaarde ontbrak. Beide karakteristieken werden vanaf de zeventiende eeuw in het ontwerp van de tuinen op landgoederen verwerkt.

Een classicistische tuinaanleg bij kasteel Heemsteden. D. Stoopendaal, ’t Generale gezigt, van de Heerlijkheyt Heemstede, ca. 1700 (Rijksmuseum Amsterdam).
Het landgoed en de buitenplaats waren de bakermat waar innovatieve teelttechnieken ter verbreding van het productieseizoen in combinatie met nieuwe vruchtsoorten en variëteiten werden geïntroduceerd, toegepast en ontwikkeld. Broeikunst bijvoorbeeld was een noviteit in de moestuin in de zeventiende eeuw. Lage bakken met broeimest (paardenmest vanwege de lange warmte afgifte) werden ingepast, waarin nieuwe vruchten en groenten werden geteeld om de seizoenen te vervroegen en te verlengen. Deze broeikunst luisterde nauw. Te veel of te weinig warmte betekende een mislukte oogst.
Onder glas in bakken en later vanaf de achttiende eeuw in grotere (verwarmde) kassen en oranjerieën teelde men exotische vruchtsoorten als meloenen, perziken, citrusfruit, druiven en ananassen. Een dergelijke vrucht, op tafel of gebruikt als cadeau, toonde gasten dat de hovenier in dienst van de landheer over de nieuwste tuinbouwkennis en -kunde beschikte. De vrucht was een uiting van rijkdom, omdat voor de productie ervan kostbare broeibakken en gespecialiseerde hoveniers nodig waren.
Vanaf het eind van de zeventiende eeuw nam de landbouw op de buitenplaats af. De boomgaarden en moes- en kruidentuinen bleven bestaan maar werden meer en meer aangevuld met siergewassen. Op landgoederen daarentegen bleven de agrarische (verpachte) gronden, moestuinen en boomgaarden een belangrijk onderdeel van het economisch model, hoewel soms anders vormgegeven en veranderd van plek (ten tijde van de landschapsstijl eind achttiende eeuw) of in uitgebreidere vorm (vanaf 1850 door heideontginningen en veranderende agrarische bedrijfsvorm).
De betekenis van het particuliere landgoed als voedsellandschap door de eeuwen heen laat zich beschrijven als een plek in het landschap, dat gevormd is door de manier waarop de agrarische functie, de inrichting en de elementen van het voedsellandschap beheerd zijn. Waar voedsel wordt en werd geproduceerd dat door de tijd heen heeft bijgedragen aan een voedselsysteem functionerend op steeds grotere schaal, van eigen consumptie tot wereldmarkt. Innovatieve teelttechnieken, nieuwe vruchtsoorten en variëteiten zijn op landgoederen geïntroduceerd, toegepast en ontwikkeld met, tot aan de industrialisatie van de landbouw, een positief effect op de vruchtbaarheid van het landschap en de gezondheid van het menu. De beheerkeuzes voor het voedsellandschap werden eeuwenlang door de particuliere landgoedeigenaar gemaakt op basis van eigen voedselbehoeften, sociale status, innovatief vermogen, jachtmogelijkheden, natuurschoon en economisch belang.

Kasteel van Mariemont met siertuinen, boomgaarden en weilanden met vee, kweekvijvers met vis en bomenlaan door Jan Breugel de Oude (1612) (Museum van Schone Kunsten Dijon).
De rol van landgoederen in voedselproductie en -consumptie vandaag de dag
Vandaag de dag speelt de actuele voedselproblematiek, welke met name is ontstaan als gevolg van de kloof tussen voedselproductie en voedselconsumptie, ook op landgoederen. Deze kloof, waarbij de mens op grote afstand staat tot de productie van voedsel, kan volgens wetenschappers mogelijk overbrugd worden door het aanleren van voedselvaardigheden. Hiervoor is een transformatie van ons voedselsysteem nodig. Een Grote Voedseltransformatie waartoe onder andere de EAT-Lancet Commissie (waarvan 37 wereldwijd toonaangevende wetenschappers deel uitmaken) oproept, vereist andere eetgewoonten, verbetering van voedselproductie en het reduceren van voedselverspilling.
In de twintigste eeuw is de functie van een landgoed om gezond voedsel te produceren op verschillende landgoederen verdwenen of ten prooi gevallen aan specialisatie, schaalvergroting of intensivering. Uit een steekproef van de huidige landgoedlandbouw blijkt dat er drie typen voedsellandschappen op landgoederen zijn: ten eerste grotere landgoederen met verpachte agrarische gronden, voornamelijk melkveehouderijen producerend voor de (wereld)markt, met raaigras en voedermais op de weiden en akkers. De landgoedeigenaar is hier afhankelijk van de pachtinkomsten en de keuzes die de pachtboer maakt. Naast de grootschalige landgoedlandbouw is er type twee, waarbij het behouden historische landgoedlandschap met kleinere percelen, landschapselementen (groenblauwe dooradering) en overgangslandschappen zich goed leent voor kleinschaliger productievormen als moestuinen, strokenteelt, (hoogstam)boomgaarden, bosvarkens, voedselbossen en biologische gemengde landbouw. Type drie, het naast elkaar voorkomen van intensief en extensief beheerde voedsellandschappen op het landgoed, komt hoogstwaarschijnlijk het meest voor. De intensieve landbouw voert bij type drie tot dusver de boventoon.

De tuinderij van landgoed Eyckenstein ©Helene’s Beeld
Anno 2023 is er sprake van een voorzichtige ontwikkeling naar en herwaardering van kleinschaliger lokale gezonde voedselproductie op landgoederen, waardoor de kloof tussen voedselproductie en – consumptie kan worden verkleind. Uit het project Historische moestuinen met nieuwe opdracht uit 2006 kwamen, naar aanleiding van een onderzoek naar een hernieuwde functie voor historische moestuinen, de particuliere landgoederen Vollenhoven en Eyckenstein als mooie voorbeelden naar voren. Landgoed Mariënwaerdt staat los van het project, maar is door eigen inspanningen al twee decennia een boegbeeld van biologische landbouw en streekeigen producten. Ook de eigenaren van landgoed Zuylestein activeerden begin deze eeuw het voedsellandschap uit de renaissance en presenteren het landgoed als “voedselproducerend landgoed op de Utrechtse Heuvelrug”. Het platform Soil4U, een initiatief uit 2015 van landgoederen Bingerden, Vilsteren en Grootstal, spreekt landgoederen aan, maar mogelijk meer Nederlandse grondbezitters, om een gezonde bodem, gezonde bedrijfsvoering en maatschappelijke waardecreatie na te streven. Een houding die bijdraagt aan de discussie over aarde, voedsel, gezondheid en het dichten van de kloof tussen voedselproductie en -consumptie.
Op Landgoed Grootstal probeert de huidige generatie Van Hövell tot Westerflier het landgoed maatschappelijke waarden te geven door middel van het ontwikkelen van een 21ste-eeuws voedsellandschap als antwoord op een steeds verdergaande verstedelijking en een uitgeputte bodem. Drie innovatieve sociale voedselsystemen zijn op het landgoed in stelling gebracht: regeneratieve demonstratieboerderij Bodemzicht, CSA zelfoogstmoestuin Het Heerlijke Land en voedselbos De Heerlijke Bosgaard. Op de drie plekken worden voedselvaardigheden ontwikkeld voor en door landgoedeigenaren, beheerders, boeren, oogstdeelnemers, koks, consumenten, vrijwilligers, buurtbewoners, mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt en kinderen. Daarnaast creëren de innovatieve systemen, door een gezonde teeltwijze en gemeenschapsvorming, maatschappelijke waarden op ecologisch, sociaal en economisch gebied om impact te maken in de (lokale) voedseltransitie.

No-dig market garden van regeneratieve boerderij Bodemzicht op landgoed Grootstal ©Goedele Monnens.
Stadslandbouw, waaronder dit voedsellandschap te scharen valt, blijkt een passende vorm in de lokale stad-land verbinding waar Grootstal mee te maken heeft, gezien de maatschappelijke meerwaarde die het creëert. Stadslandbouw richt zich tegenwoordig namelijk niet alleen op de productie van gezond voedsel zoals voor de industriële revolutie. Het creëert ook een sociale plek voor lokale bewoners en streeft ernaar deel uit te maken van een duurzaam, gezond en inclusief voedselsysteem. Degradatie van het agrarisch landschap, door verdroging, vermesting (verzuring) en verdichting blijkt naast Grootstal op veel meer landgoederen een probleem te zijn. De harde scheiding tussen natuur en landbouw (het gebrek aan systemisch denken) in wet- en regelgeving is hier onder andere debet aan.
Onderkenning van de verwevenheid van natuur en cultuur is een van de uitdagingen in het gesprek met de overheid over sectorale wet- en regelgeving. Het geldt niet alleen voor landgoederen maar ook voor agrarische bedrijven in zijn algemeenheid. Natuur en landbouw worden als twee gescheiden onderwerpen benaderd. Dit komt de klimaat- en voedselproblematiek niet ten goede. Volgens emeritus Artis-hoogleraar Cultuur Landschap en Natuur Erik de Jong, bestuurslid van Stichting Bodemzicht gevestigd op Landgoed Grootstal, zijn natuur en cultuur onophoudelijk met elkaar in metamorfose.
Een landgoedmodel, al van oudsher gebaseerd op het idee dat de multifunctionele onderdelen en activiteiten op het landgoed met elkaar samenhangen, geeft de overtuiging van natuurcultuur op een 21ste-eeuws voedsellandschap mooi weer. De landgoedeigenaar/beheerder heeft een regierol in het verweven van alle functies op een landgoed waardoor synergie kan ontstaan, zowel binnen de grenzen van het landgoed als in de interactie met de buitenwereld.
Om landgoederen echt te laten floreren, en dat gaat verder dan ‘behoud door ontwikkeling’ uit de beleidsnota Belvedère over de relate tussen cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting uit 1999, zal de scheiding tussen natuur en cultuur, aangebracht om als mensen te kunnen heersen over de natuur, losgelaten dienen te worden. Bij onderkenning van natuurcultuur kunnen kringlopen worden gesloten en waardetransacties tussen mens, dier en microbe worden gefaciliteerd, om zo het leven op die specifieke plek tot uitdrukking te brengen. In die rol kan het landgoed een vormgever en een onderdeel van een nieuwe lokale voedselcultuur zijn. Landgoederen dragen met het integreren van sociale innovatieve voedselsystemen, net als in de voorgaande eeuwen tot aan 1850, in potentie bij aan een beter en gezonder sitopia.
Dit artikel is gebaseerd op haar masterscriptie ‘Grootstal – Het landgoed als sitopia’ waarmee Willemijn ter Hart – Koopal op 13 mei 2023 de eerste NTs-scriptieprijs won. Deze scriptie kunt u hier lezen.
Tijdens Open Monumentendag op 10 september 2023 houdt zij een presentatie over Landgoed als Sitopia op landgoed Grootstal. Meer hierover leest u hier.
Vorig jaar stond in de sKBL-nieuwsbrief een interview met Kien van Hövell over landgoed Grootstal. U kunt dit interview hier teruglezen.