Haarlems klokkenspel in Oud-Poelgeest

door Margreet Wesseling, bioloog

Het was waarschijnlijk de Leidse hoogleraar Herman Boerhaave die in 1718 de stinzenplant Haarlems klokkenspel in Nederland introduceerde. Tijdens een ommetje door het bospark Oud-Poelgeest, het voormalige buiten van Boerhaave, zag biologe Margreet Wesseling de bescheiden witte bloempjes aan de waterkant. Hoe komt deze steenbreek aan zijn opmerkelijke naam? En komt de plant inderdaad uit Haarlem? Lees hier verder over deze bijzondere stinzenplant.

Haarlems klokkenspel in Oud-Poelgeest, mei 2019. De bloempjes zijn in werkelijkheid niet groter dan 1,5 cm. (foto Margreet Wesseling)

Een klein plantje met een lang verhaal

Haarlems klokkenspel, een vrij zeldzame stinzenplant, is een spontane genetische variatie – een mutant – van de gewone knolsteenbreek. De meeldraden zijn veranderd in kroonblaadjes, zo ontstaat een gevulde of dubbele bloem. Dit fenomeen komt vaker voor in de natuur. Deze soort heeft kleine knolletjes (granula) aan de voet van de stengel, de onderste blaadjes zijn rondachtig, niervormig. Een aftreksel van de blaadjes zou nierstenen vergruizen, maar Boerhaave ging meestal paardrijden als hij last had van een niersteentje, terwijl hij de steenbreek wel in de Hortus had staan. Het is bijzonder dat hij in 1720 de toen al zeldzame gevulde knolsteenbreek vermeldt in zijn Index alter, een catalogus van alle planten die in de Leidse Hortus werden gekweekt. Hij schreef erbij dat de plant ‘uit de tuin van de heer du Bois’ kwam.

Detail uit pagina 222 van het persoonlijke exemplaar van de Index alter, deel 1, 1720 van H. Boerhaave. Nummer 2: Saxifraga … flore pleno hoort in de groep met rondachtige, gekartelde, tere bladeren (Erfgoed Leiden en Omstreken, LB 7000-8a).

Boerhaave moet zijn Saxifraga; rotundifolia; alba; flore pleno uiterlijk in het voorjaar van 1719 in de Hortus hebben geplant, einde zomer / begin herfst 1718 ligt meer voor de hand. De Index alter werd namelijk al in mei 1719 gedrukt en zijn vriend William Sherard ontving een van de eerste exemplaren in november. In zijn eigen exemplaar noteerde Boerhaave later in de rechter kantlijn, bij soort nr. 2, April als bloeimaand en in de linker: fl. albo, magno, multo, het waren veel grote witte bloemen. In de eerdere catalogus van 1710 kwam de gevulde variëteit nog niet voor. Tussen 1710 en 1719 moet hij dus knolletjes of plantjes hebben ontvangen. Engelse studenten die in Leiden kwamen studeren, namen wel eens pakjes met zaden of planten mee voor Boerhaave. Tussen 1712 en 1727 hield Boerhaave in zijn zaaiboeken vrij zorgvuldig bij welke soorten hij in de Hortus zaaide of plantte. In deze Index Seminum Satorum wordt Saxifraga flore pleno [afkorting MW] niet genoemd. Hij kon de plantjes ook niet echt zaaien want de dubbele variëteit is onvruchtbaar, maakt geen zaden en kan zich alleen door de knolletjes vermeerderen.

De weg terug

De Engelsman Charles du Bois, thesaurier bij de East India Company, woonde in Mitcham, in Surrey, waar hij een grote tuin had met exotische soorten uit de Britse koloniën. Du Bois stuurde wel vaker zaden of planten naar Boerhaave, net als William Sherard, die met Boerhaave correspondeerde sinds het begin van diens prefectuur van de Hortus in 1709. Sherard was in die tijd Brits consul in Smyrna (nu Izmir). De botanici hebben veel zaden uitgewisseld en Sherard werd een dierbare vriend. Hij kwam op bezoek in Leiden en in Oud-Poelgeest van waaruit ze samen op excursie gingen om planten te verzamelen.

Sherard en Du Bois hoorden bij de groep mensen, veelal apothekers en dokters, maar ook dominees en andere plantenliefhebbers, die waarnemingen en planten opstuurden naar John Ray. John Ray was een veelzijdig geleerde die verre reizen maakte door heel Engeland en naar het buitenland, waarbij hij naast planten ook vogels en vissen bestudeerde en nog veel meer. Een van zijn bekendste werken is de Synopsis Methodica Stirpium Britannicarum (een methodisch overzicht van Britse planten) die in 1690 voor het eerst werd gepubliceerd. Na zijn dood werd zijn werk voortgezet en uitgebreid door Johann Dillenius, een Duitse mossenkenner die in 1721 door Sherard naar Engeland was gehaald om hem te helpen met zijn levenswerk: een overzicht van alle planten met al hun synoniemen. Dillenius verzorgde echter eerst de derde, postume, editie van de Synopsis van Ray die in 1724 verscheen. Dit boek werd een onmisbare gids voor iedere plantenliefhebber in Engeland.

Gedroogde planten

Iedere botanicus legt een herbarium aan om planten met elkaar te kunnen vergelijken. Er is veel bewaard gebleven en op het internet gezet. In het herbarium van Sherard wordt een vel met meerdere exemplaren van de gevulde knolsteenbreek bewaard. Op het etiket met de volledige naam Saxifraga rotundifolia, alba, flore pleno verwijst hij naar de Index alter [1720] van Boerhaave, pagina 222. Het handschrift is vrijwel zeker van Sherard.

Saxifraga rotundifolia, alba, flore pleno. Boerh. Ind. alt. 222. Sherard Herbarium, nr. 2056 (Oxford University Herbaria).

Sherard kwam na het beëindigen van zijn consulaat in 1717, via een lange omweg langs Parijs en Leiden, terug naar Engeland. Met Kerstmis was hij weer thuis. Hij moet de bloemen dus hebben geplukt of gekregen tussen het voorjaar van 1718 en zijn overlijden in augustus 1728. In 1718 kon hij dit etiket nog niet schrijven. Als hij de bloemen na 1724 had verzameld, had hij vermoedelijk ook naar de Synopsis van Ray verwezen.

In het herbarium van Du Bois staat bij zijn Double white Saxifrage dat deze bloemen bij Croydon in Surrey werden gevonden, niet ver van zijn woonplaats Mitcham. Helaas staat er geen jaartal bij. In 1718 moet hij de dubbele witte steenbreek al in zijn eigen tuin hebben gehad, dat blijkt uit de mededeling van Boerhaave. Misschien gaf Du Bois ook plantjes aan Sherard, of aan diens broer James die een groot landgoed bezat in Eltham, in Kent.

Kaart voor het gebied ten zuiden van Londen in 1724. Samengesteld uit twee kaarten van Herman Moll: Surrey en Kent, uit A set of Fifty New and Correct Maps of England and Wales, &c. De in de tekst genoemde plaatsen zijn rood onderstreept.

Wie vond de eerste gevulde knolsteenbreek?

In Ray’s Synopsis wordt ook vermeld dat Du Bois de gevulde variëteit in de buurt van Mitcham had waargenomen. Interessant is de verwijzing ‘Merr. P.’ naar de Pinax Rerum Naturalium Britannicarum van de arts Christopher Merrett uit 1666, een alfabetische opsomming van planten, dieren en fossielen in Engeland. Op pagina 109 staat de Saxifraga flore pleno, hij groeide aan de westzijde van Ingleborough Hill. Dat is nog steeds een geliefd natuurgebied in het noorden van Engeland waar in de tijd van Merrett veel botanische excursies werden gehouden. Merrett moet de plant dus vóór 1666 hebben gezien.

Detail uit pagina 354 van de Synopsis van John Ray, 1724. Ray meldt nog dat de steenbreek deze naam heeft vanwege zijn werking, het is namelijk de beste soort om  problemen en pijnen van de (urine)blaas en de nieren te genezen, steentjes en gruis op te lossen en te verdrijven en urine op te wekken, hij helpt ook tegen druppelen.
Detail uit pagina (109) van de Pinax van Christopher Merret, 1666. Net als in de Synopsis van Ray worden de vindplaatsen zorgvuldig vermeld. De tekeningetjes en aantekeningen zijn van Merrett zelf of van zijn zoon.

Philip Miller was van 1722 tot 1770 hoofdtuinman in de apothekerstuin in Chelsea. Hij legde zijn enorme kennis van planten – en hoe je die moet kweken – vast in The  Gardeners Dictionary. De eerste druk verscheen in 1731 en er zouden nog vele drukken volgen. In 1745 werd het hoveniers woordenboek ook in het Nederlands vertaald. Miller was in 1727 op bezoek bij Boerhaave, in de Hortus en op Oud-Poelgeest, daar schrijft hij over in zijn Dictionary. Hij ging naar huis met meer dan 200 soorten planten. Met het sturen van de beloofde bomen en heesters uit Engeland was hij niet snel, Boerhaave heeft er vaak naar moeten vragen.

Al in de eerste editie vertelt Miller bij zijn Saxifraga; rotundifolia, alba, flore pleno – met een verwijzing naar de Index alter van Boerhaave – dat Joseph Blind, tuinman te Barnes, de gevulde variëteit in het wild had aangetroffen. Blind nam wat plantjes mee naar huis en slaagde erin de plant verder te kweken. Volgens Miller lukte dat goed met uitlopers ‘which are sent forth from the old roots in great plenty.’ Via deze tuinman kwam de Saxifraga flore pleno terecht in veel Londense tuinen als bijzondere voorjaarsbloeier, en was al snel niet meer zeldzaam. Miller vermeldt niet wanneer of waar Blind zijn waarneming deed.

Het plantje werd ook in Nederland populair. Net als de dubbele narcissen en hyacinten. Carolus Linnaeus noemt hem in de catalogus van de planten in de tuinen van zijn gastheer en weldoener George Clifford: de Hortus Cliffortianus van 1737. Vanzelfsprekend verwijst hij naar de Index alter van Boerhaave. De bankier Clifford bezat een uitgestrekt landgoed De Hartekamp bij Heemstede. Het ligt voor de hand dat Clifford of Linnaeus plantjes van Boerhaave had gekregen. Linnaeus was immers op voorspraak van Boerhaave bij Clifford terecht gekomen.

Via Boerhaave

Het is niet uit te sluiten dat ergens in Nederland ooit een knolsteenbreek met gevulde bloemen is ontstaan. Er zijn zeker meldingen van vondsten van de dubbele variant uit de negentiende eeuw, maar het is lastig vast te stellen of het spontane mutaties zijn of verwilderde gekweekte planten. Haarlemse kwekers zorgden vermoedelijk voor verdere verspreiding naar Hollandse tuinen en Friese stinzen. Haarlems klokkenspel bloeit nu nog overvloedig op de Schierstins bij Veenwouden, maar ook op veel andere plaatsen in Nederland. De kans dat de plantjes in Oud-Poelgeest spontaan zijn opgekomen is erg klein; ze zijn tegenwoordig makkelijk verkrijgbaar.

Op basis van de huidige gegevens lijkt het aannemelijk dat Christopher Merrett de eerste waarneming van Saxifraga flore pleno deed en dat het Haarlems klokkenspel in 1718 uit de tuin van Du Bois in de Leidse Hortus en Oud-Poelgeest terecht kwam. Het is een aardige gedachte dat de introductie van deze geliefde stinzenplant te danken is aan Herman Boerhaave, zijn verzameldrift en zijn botanische vrienden.

‘Knollige Steenbreek met gevulde bloemen. Haarlems Klokkenspel.’ uit de Flora Batava, deel XV, No. 1151, 1877. In de bijbehorende tekst wordt vermeld dat bij deze vorm ‘de geslachtswerktuigen ontbreken’ en dat het afgebeelde exemplaar in 1868 bij Leiden werd gevonden.

Dit artikel is eerder verschenen in Over Oegstgeest en met toestemming van de Historische vereniging Oegstgeest overgenomen.

Scroll naar boven