door Mirjam Bovenga, projectassistent Museum Kasteel Wijchen
De Tuun
Museum Kasteel Wijchen heeft een in Nederland unieke tuin, De Tuun. In 2024 bestaat De Tuun 25 jaar. Een mooie aanleiding voor het museum om een tentoonstelling te maken over planten en kruiden en De Tuun in het bijzonder. Van het voorjaar tot het najaar kunnen bezoekers in de tuin terecht om de Nederlandse landbouwgewassen van de late ijzertijd tot en met de middeleeuwen van dichtbij te bekijken. Daarnaast is er een kruidentuin van planten van dezelfde periodes gerangschikt naar gebruik, keukenkruiden, geneeskrachtige planten, rituele planten en nuts- en verfplanten.
De museumtuin is genoemd naar het Oudnederlandse woord ‘tuun’, dat een ommuurde of afgescheiden stuk grond betekent. Ons huidige woord ‘tuin’ is daarvan afgeleid, net als het Engelse woord ‘town’ (kleine stad). De tuin vormt een verlengde van de archeologische collectie van het museum, die het rijke plattelandsverleden van Wijchen en omgeving laat zien. In De Tuun zijn de planten te zien, te voelen en te ruiken die hier werden verbouwd in de late ijzertijd, de Romeinse periode en de vroege middeleeuwen. Samen vormen deze perioden de protohistorie. Een wandeling door De Tuun is een wandeling door de tijd. De Tuun bestaat uit twee delen. De helft van de tuin is aangelegd in historische akkers, één voor elke tijdsperiode. De andere helft is een kruidentuin waar tientallen soorten kruiden zijn ingedeeld volgens hun toepassing.
De eerste akker in De Tuun staat vol met gewassen die verbouwd werden in de late ijzertijd, vanaf circa 250 tot 12 v.C. In die tijd maakte de landbouw een aantal belangrijke ontwikkelingen door, maar er werd ook nog volop verzameld vanuit het wild. Het einde van de ijzertijd werd ingeluid door de komst van de Romeinen. De veranderingen die zowel hun aanwezigheid als hun eetgewoontes teweegbrachten zijn te zien in de tweede akker die de periode 12 v.C. tot 406 n.C. omvat. De vroegmiddeleeuwse landbouw, te zien in de derde akker, toont de situatie van de jaren 406 – 1000 n.C. Deze periode werd gekenmerkt door een verdere uitbreiding van het gewassenassortiment. Ook van invloed was de toename van de regel- en wetgeving over het gebruik van boerenland.
In de kruidentuin zijn er aparte perken voor zowel medische- en keukenkruiden als voor nuts- en legendeplanten. De informatie in de tuin over de toepassing van de kruiden brengt de doorlopende ontwikkelingen en gevarieerde toepassingen van plantenkennis tijdens de posthistorische periode in beeld.
De tentoonstelling
In de tentoonstelling Gekruid – Pittige verhalen over planten is er aandacht voor het belang van planten. Zonder planten kunnen dieren en mensen niet leven, zou er nauwelijks zuurstof zijn en geen voedsel. Planten staan aan de basis van de voedselpiramide, beïnvloeden ons klimaat en bepalen het landschap. Wat doen geur en smaak van planten en kruiden? Bloemengeuren kunnen ons intens laten genieten. En bloemengeuren lokken insecten naar nectar zodat zij stuifmeel kunnen verspreiden. Soms schrikken geuren ook planteneters af en bieden zo bescherming aan de plant. Tijdens een pestepidemie in de middeleeuwen werden kruiden gebruikt om besmetting te voorkomen. Ook de Romeinen bleken al gevoelig voor verleidelijke bloemengeuren die ze gebruikten in parfums. Geuren en smaken hebben het vermogen herinneringen en sterke emoties op te roepen. Mensen die na hun vlucht in Nederland wonen, weten daarover mee te praten. Ze snakken soms naar de smaken van thuis: naar de groenten en kruiden uit hun tuin in Aleppo of Teheran. Neem recepten van enkele nieuwkomers in Wijchen mee en probeer ze thuis uit.
Planten kunnen geneeskrachtige eigenschappen hebben, maar planten met giftige stoffen kunnen bij verkeerd gebruik dodelijk zijn. In de late middeleeuwen en vroegmoderne tijd (van ca. 1450 tot 1650) werden vrouwen met veel kennis van de geneeskrachtige werking van planten soms verdacht van kwade parktijken en aangeklaagd als heks. De tentoonstelling belicht verder de speculatie in tulpen en de introductie van suiker in ons menu. In museumtuin De Tuun zijn tijdens de tentoonstellingsperiode extra verhal
en over planten die daar groeien te lezen. Gekruid – Pittige verhalen over planten is te zien tot en met 8 september 2024.
De kasteeltuin in de 17e eeuw
In de vaste presentatie in de kelder van Kasteel Wijchen is te zien wat er op tafel stond in de 17e eeuw. In deze tijd trokken rijke adel en kooplieden de stad uit en bewoonden kastelen, landgoederen en buitenplaatsen. Zo’n buitenplaats was niet compleet zonder een grote moestuin: dit waren tuinen in voornamelijk symmetrische patronen waarin een veelheid aan groenten, tuinkruiden, bloemen en fruit groeide. Er was veel aandacht voor nieuwe soorten groente en fruit. Deze werden in Nederland ontwikkeld of kwamen uit andere gebieden, zoals Amerika. Deze groenten kocht je op de markt of oogstte je in eigen tuin. Er werd geëxperimenteerd met bestrijdingsmiddelen en de broeikas werd uitgevonden.
Uit archiefstukken blijkt dat bij Kasteel Wijchen een boomgaard moet zijn geweest, waar de kasteelbewoners hun vruchten vandaan haalden. Er waren in deze streek veel boomgaarden: zo werd bij Kasteel Batenburg door de kasteelbewoners de kwee geplant, ook wel bekend als de kweepeer of kweeappel. In museumtuin De Tuun is deze vergeten vrucht nog steeds te vinden. De kwee werd gebruikt vanwege zijn frisse geur, voor een goede darmwerking en staat voor trouw. De vrucht werd dan ook geserveerd op middeleeuwse bruiloften. Hij werd gestoofd, gekonfijt, tot marmelade verwerkt of er werden kweekoekjes van gemaakt.
Het onderhoud van de kasteeltuinen was een enorm karwei. Hier werd handig op ingespeeld door handboeken zoals De verstandige hovenier en Het vermakelyk landt-leven. Deze staan vol met tips, recepten met groente en fruit én uitleg over hoe je de oogst het beste kon bewaren. Tegenwoordig koop je het hele jaar door aardbeien, in de 17e-eeuwse kasteeltuin was je afhankelijk van de opbrengst van het seizoen. Fruit werd met suiker gekonfijt of tot jam gemaakt. Groenten werden met zout gepekeld of op zuur gezet om lang te bewaren.
Met behulp van handboeken leerden mensen koken met peper, kruidnagels, nootmuskaat en kaneel. Door de VOC-handel kwamen scheepsladingen vol met specerijen aan in de Nederlandse havens. De prijs van deze luxe producten daalde, waardoor ook de kleine burgerij zich dit kon veroorloven.
In de middeleeuwen waren er nog weinig groenterecepten in Europese kookboeken te vinden. Groenten werden gezien als kost voor de gewone man, niet geschikt voor de tere magen van de elite. Langzaamaan veranderde de populariteit onder de adel, met een hoogtepunt in de 17e eeuw. Terwijl de gewone burger kauwde op knolgewassen, uien, peulvruchten en radijsjes, genoot de goede burgerij van groenten als bloemkool, snijboon, meiraap, artisjok, asperge en slasoorten.
Zie voor meer informatie: Welkom bij Museum Kasteel Wijchen (museumwijchen.nl)