Door Saskia Ouwehand
Op dinsdag 27 oktober 2020 worden voor de zesde maal de Ithakaprijs en het Ithakastipendium uitgereikt. Juryvoorzitter Paul Schnabel beleeft ook dit jaar veel plezier aan de voorbereidingen voor het juryberaad. Als D66 Eerste Kamerlid brak Paul Schnabel in 2018, in een overleg met de minister over natuurbeleid, een lans voor de historische buitenplaatsen en landgoederen:
“Voor heel veel mensen zijn in het dagelijks gebruik, voor de recreatie, juist die omgevingen, die landschappen waar de mens vorm aan heeft gegeven en die inmiddels vaak al twee of drie eeuwen oud zijn, heel aantrekkelijk en heel belangrijk. En vaak ook heel divers; welbewust divers samengesteld. Het zijn hele kostbare objecten in ons landschap, waarvan er eerder meer dan minder zouden moeten komen.”
Nu denkt hij daar nog net zo over.
Historische wortels
“De intrinsieke waarde van dingen die een historie hebben en de behoefte van mensen om hun geschiedenis te weten, hun historische wortels te kennen en zich daarmee verbonden te voelen, maken het belangrijk om dit erfgoed te behouden. Kijk maar eens naar Flevoland. Dat mist de historie van vorige generaties. Je hecht aan de grond waar je bent opgegroeid en bestaand erfgoed helpt daarbij. Je wilt de tastbaarheid van het verleden zien en de sfeer proeven.
Historische buitenplaatsen zijn een aangename variatie in de bebouwing. Het zijn niet zomaar mooie huizen die in bestaande natuur zijn gebouwd, zoals veel mensen denken. Die natuur is op woeste grond, tegelijk met het huis, aangelegd. We vinden door mensen gemaakt landschap fijner dan pure natuur. Mensen fietsen graag door gebieden die bewoond worden. Het is daarom van belang dat deze ‘ideale’ natuurgebieden behouden blijven én worden uitgebreid met nieuwe buitenplaatsen. Hier ligt een taak voor de overheid om ondersteuning te bieden aan initiatieven voor de aanleg van nieuwe buitenplaatsen. Dat is belangrijk voor de komende generaties.
Buitenplaatsen en landgoederen, meestal Engelse landschapsparken, zijn doorgaans fraai aangelegd en worden zeer gewaardeerd. Zichtlijnen, kronkelpaadjes, de oriëntatie op een toren of een brug… Ze komen ook tegemoet aan de behoefte aan veiligheid, door de combinatie van uitzicht en beschutting. Daarom houden mensen ook van een jaren ’30 huis. Zo’n huis heeft een erker die 180° uitzicht biedt en een dakoverstek waardoor het een huis met een hoed wordt; veiligheid en bescherming biedend.
Hoewel de historische buitenplaatsen nu uit de Canon van Nederland zijn verdwenen, is het wél interessant dat dit erin heeft gestaan. In de 17de en 18de eeuw uitten buitenlandse bezoekers al hun bewondering over de schoonheid van de Nederlandse buitenplaatsen. En ook nu voelen mensen zich prettig in ‘aangelegde natuur’. Er gebeurt best veel op het gebied van erfgoededucatie. We hebben veel vrije tijd en doen dan graag dingen die we fijn vinden. Recreëren in een Arcadische omgeving brengt mensen in contact met dit erfgoed. De Nederlandse schaal is goed te doen. Paradijselijke landschappen als de ‘Zegepralende Vecht’ en ‘Hollands Arcadië’ zijn makkelijk te befietsen of te bevaren. Voor de meeste mensen is het de franje van het dagelijks leven, een deel van het decor van het bestaan, zoals een boekenkast. Het innerlijk behang, volgens de dichter Lodeizen. Een vanzelfsprekende aanwezigheid die, als het dreigt te verdwijnen, tot actie leidt.
Ithaka Prijs
In 2012 raakte ik betrokken bij het Themajaar Historische Buitenplaatsen. Dit sloot aan op mijn belangstelling voor natuur, kunst en geschiedenis. Ik was vicevoorzitter van de stichting en in dat jaar is veel aandacht gegenereerd voor de buitenplaatsencultuur. Toen sKBL werd opgericht en René Dessing mij vroeg of ik de jury van de Ithaka Prijs wilde voorzitten, heb ik dat met plezier aanvaard. De Ithaka Prijs is een mooi initiatief in een wereld waar bijna geen prijzen bestaan. Het is heel fijn dat, na de donatie van Els Veder-Smit voor de eerste vijf jaar, er opnieuw iemand is die de mogelijkheid biedt dit voort te zetten.
Er zijn de afgelopen vijf jaar verrassende publicaties voorbij gekomen. Altijd mooie boeken en heel veel liefdewerk. De jarenlange inzet van de auteurs is op zich al prijzenswaardig. Er worden verschillende soorten boeken ingediend met verschillende functies. Dat maakt een keuze altijd lastig. Vaak beschrijven ze de geschiedenis van gerestaureerde huizen die na verval weer tot volle bloei zijn gekomen. Prachtig geïllustreerde werken voor op de salontafel. Dan zijn er nog de wandel- en fietsgidsen die de landschappen met daarin de buitenplaatsen op een aantrekkelijke manier over het voetlicht brengen. Ook de publicaties over verdwenen buitenplaatsen in het Westland, op Walcheren en de Purmer zijn interessant. Je krijgt hiermee een beter beeld van een cultuur, een geschiedenis en verandering van omgeving. De natuur op de buitenplaatsen is eveneens een gewaardeerd onderwerp, zoals in ‘Er stond een vrouw in de tuin’, een boek dat bovendien de rol van de vrouw in het geheel laat zien.
Er is een grote variatie. Veel boeken gaan vaak over één gebouw, maar elk jaar zijn er ook weer verrassingen. Hieruit een keuze maken is lastig, maar ook heel leuk om te doen.”