Ach, freule. Op zoek naar de plantagehouder in de familie

Elena Beelaerts van Blokland

Wellicht kent u de boekjes die Agnes Pauw van Wieldrecht in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw schreef over taal- en andere gebruiken onder de Nederlandse adel. Zij huwde in 1951 de diplomaat Johan Beelaerts van Blokland en is daarmee wellicht ook nog geparenteerd aan Elena Beelaerts van Blokland, auteur van het recente boek Ach, freule. Op zoek naar de plantagehouder in de familie. Juist in de beschrijving van het contact met haar oma van moeders kant wekken de observaties van Beelaerts van Bloklandreminiscenties aan de grappige verhalen van Pauw van Wieldrecht over een maatschappelijk anders zijn op basis van de vaste overtuiging boven andere klassen te staan.  

Elena Beelaerts beschrijft haar eigen tegendraadse gedrag tijdens haar jeugdjaren, haar keuze voor de kunstacademie en haar moeizame relatie met het adellijke milieu van haar familie. Ook de regelmatige bezoeken aan grootmoeder, die tegen de honderd loopt, deelt zij mee. Dan ontdekt de schrijfster dat een voorzaat van deze oma een plantagehouder was die er vele slaven op nahield in Suriname. Met dit gegeven confronteert zij haar keurige grootmoeder, maar die gaat daar nauwelijks op in. Tegelijk betekent dit ook dat Elena met deze slavenhouder, Theodore Bray, is verbonden. Bray verdwijnt na een faillissement naar de West om er kapitaal te zoeken. Deze ontdekking vat de auteur niet licht op. Zij vraagt zich af hoe zij hiermee moet omgaan en vangt een diepgravend onderzoek aan. Dit brengt haar in contact met onderzoekers naar de tijd waarin ons land de slavernij faciliteerde en leidde haar naar archieven in binnen- en buitenland, waaronder die in Suriname.  

Het kost de lezer wat hoofdstukken eer hij mee kan gaan in de verontwaardiging van de auteur en haar afschuw over deze man, die slechts weinig persoonlijke levensfeiten achterliet. Hij klom op van de laagste positie voor een blanke op een plantage tot directeur-eigenaar van een omvangrijk koffie- en bananenplantage waar honderden slaven werkten. Naarmate hij welvarender werd, nam Nederland na twintig jaar eindelijk het besluit de slavernij af te schaffen. Slaveneigenaren moesten worden gecompenseerd en dat gebeurde met de opbrengsten van het andere wingewest, Indië. De belangrijkste kennis over Bray, die in Suriname een lichtgekleurde dochter van een vermogende plantagehouder huwde, is af te leiden uit zijn unieke tekeningen van alledaagse situaties op de plantages in Suriname. Dit talent deelt hij met de auteur, die schrijft zelf veel te tekenen.  

Heel in de verte raakt deze nare geschiedenis de Nederlandse buitenplaatsen, want in de negentiende eeuw bewoonden en financierden veel plantage-eigenaren hun buitenverblijven met de opbrengsten van de Surinaamse plantages. Ze worden zijdelings wel genoemd. Het boek vlindert wat tussen persoonlijke observaties en meningen van de auteur en de feitelijkheden van het slavenbestaan in de West, afgezet tegen het keurige milieu waaruit ze stamt en waarbinnen feitelijk niemand echt veel trek heeft in dit verhaal; oma niet, moeder niet en zelfs haar eigen zusje niet. Met de naderende dood ebt bij grootmoeder het niet-echt-willen-weten wat weg. Op haar sterfbed vertelt zij aan Elena dat hier de verklaring voor haar eigen bruingetinte huid moet liggen en niet bij een verre Portugese voorouder, zoals ze altijd had gedacht. Al met al laat het boek een bijzondere zoektocht zien van een freule die niet echt een freule wil zijn en haar verbondenheid met verleden niet uit de weg gaat. Tegelijkertijd is het een bijzonder verhaal over de vanouds enge blanke superioriteitsgevoelens en het groeiende bewustzijn dat daar niets van klopt.  

Amsterdam, Uitgeverij Pluim, 2024
ISBN 9789493339811
€ 26,99 

Scroll naar boven