Einde van de adelscultuur?

Op 29 en 30 september 2022 hield de Nederlands-Duitse Kring voor Adelsgeschiedenis op kasteel Twickel in Delden een symposium getiteld ‘Einde van de adelscultuur?’ Dit jongste deel in de reeks Adelsgeschiedenis presenteert de schriftelijke neerslag van die bijeenkomst. 

Na de Eerste Wereldoorlog leek de vaste grond onder de voeten van de adel in Duitsland en Nederland weg te vallen. Welke strategieën zetten adellijke personen, families en organisaties in beide landen in om zich staande te houden? Deze bundel tracht die vraag te beantwoorden vanuit een interdisciplinair en vergelijkend perspectief, waarbij niet alleen de mensen en instituties aandacht krijgen, maar ook de zorg voor het culturele en materiële erfgoed van de adel.

De troonsafstand van de keizer in 1918 en zijn vlucht naar Nederland stortten de Duitse adel in een diepe crisis. De nieuwe grondwet van Weimar betekende zelfs de afschaffing van de adel als publieke institutie. Ook in Nederland, waar edelen sinds 1848 nauwelijks nog formele privileges genoten, had het einde van de Eerste Wereldoorlog aanzienlijke gevolgen. Adellijke families behoorden hier rond 1900 weliswaar nog altijd tot de politieke, sociale en culturele elite, maar de invoering van algemeen kiesrecht en democratisering op bijna alle maatschappelijke terreinen, de institutionele ontvlechting van adel, monarchie, kerk en leger, de crisis in de landbouw en de invoering van nieuwe belastingen leidden net als in Duitsland in de jaren 1920 en 1930 tot een ‘identiteitscrisis’ die een heroriëntatie noodzakelijk maakte. 

Sommige Nederlandse edellieden toonden zich sceptisch over de nieuwe democratische maatschappij. In Duitsland waren antidemocratische opvattingen onder de adel veel heftiger en ook veel wijder verbreid. De relatie tussen adel en nationaalsocialisme is nog altijd een gevoelige kwestie in de Duitse en Nederlandse geschiedschrijving.

Het einde van de Tweede Wereldoorlog in 1945 betekende een tweede keerpunt in de adelsgeschiedenis van de 20e eeuw. In de DDR kregen adellijke families te maken met onteigeningen en verbanningen. Veel minder bekend is de onteigening van Duitsers in Nederland op grond van een besluit uit 1944 van de regering in ballingschap met betrekking tot de confiscatie van vijandelijke vermogens. Na de oorlog bleken Nederlandse adellijke grootgrondbezitters nog nauwelijks in staat hun landgoederen bijeen te houden. De meesten van hen besloten hun kastelen en landhuizen te verkopen, onder te brengen in een stichting of over te dragen aan monumenten- of natuurbeschermingsorganisaties. De eerste initiatieven voor het behoud van kastelen en landgoederen dateren uit de periode vóór de oorlog, maar na 1945 versnelde dit proces aanzienlijk. Betekenden al deze ontwikkelingen het einde van de adelscultuur in Duitsland en Nederland?

Hoewel over de (dis)continuïteit van de adelscultuur nog veel verder onderzoek zal moeten worden verricht, heeft deze bundel in ieder geval een mooi begin gemaakt met een strategische vergelijking tussen de Werdegang van de Nederlandse en Duitse adel in de moderniteit.

C. Gietman et al. (red.), Einde van de adelscultuur? Adellijke overlevingsstrategieën in Duitsland en Nederland 1918-1955
Hilversum, Verloren, 2024
359 pagina’s
ISBN 978 94 6455 140 2
deel xxi in de reeks Adelsgeschiedenis
€39,00

Scroll naar boven