Een nieuwe omgang met comfort

Een nieuwe omgang met comfort
Innovaties in verwarming en ventilatie
1840-1920
Natasja Hogen
(Rotterdam, nai010 uitgevers, 2025)
272 pagina’s
ISBN 9789462088887
€ 39,95

Hoewel ze slechts zijdelings aan bod komen, is dit onderwerp is ook voor kastelen en historische buitenplaatsen niet van relevantie gespeend. Ook deze huizen hebben immers deel gehad aan de geschetste ontwikkelingen, en niet zelden zijn er (delen van) oude installaties bewaard gebleven. Verspreid door het boek vinden we daarvan dan ook wat voorbeelden: de stoomverwarming in Huize Zwaanwijck in Nigtevegt; ingesloten kachelhaarden in de Wulperhorst in Zeist of Hartenlust in Bloemendaal; en in Huis Mariëndal in Ginneken en landhuis Lindenheuvel in Overveen de de calorifères (verwarmingstoestellen in de vorm van ventilatie-, water- of stoomkachels).

Een andere, minstens zo belangrijke reden waarom dit boek ook voor kastelen en buitenplaatsen relevant is, zijn de uitdagingen van klimaatbeheersing die in KBL-interieurs nog aan de orde van de dag zijn – zoals het vinden van een verantwoorde balans tussen behoud van de historische context en comfort.

Hogens studie biedt niet alleen een overzicht van alle technologische uitvinden en toepassingen, bijvoorbeeld in de installatietechniek vanaf de negentiende eeuw. In haar interdisciplinaire benadering komen ook de veranderingen in ideeën uitgebreid aan bod. Die veranderende opvattingen over het gewenste binnenklimaat in gebouwen waren een indirect gevolg van ingrijpende sociaaleconomische en maatschappelijke verschuivingen, veroorzaakt door de industriële revolutie. Door de groei van de middenklassen, en later de emancipatie van de arbeidersklasse, evenals de opkomst van de consumptiemaatschappij, kwam een hogere levensstandaard voor steeds meer mensen binnen handbereik.

De eisen die men aan het comfort van de leefomgeving – en dus ook aan het binnenklimaat – stelde, werden daarmee steeds hoger. Die eisen vielen grofweg in twee categorieën uiteen: enerzijds behaaglijkheid (de juiste temperatuur), anderzijds hygiëne en gezondheid (voldoende ventilatie). Daarbij ging het niet alleen om woningen, maar ook om een veelheid aan gebouwen die allemaal in zekere zin uitvindingen waren van de negentiende eeuw: kantoren, zorginstellingen, scholen, gevangenissen, theaters, concertzalen, enzovoort. Vergeleken met woonhuizen zorgden deze gebouwen voor bijzondere uitdagingen, omdat de mechanische installaties vaak groot en zeer complex waren, en daarmee ook moeilijk in te passen in het ontwerp.

Vanwege de afmetingen van hun huizen lieten sommige eigenaren van villa’s, landhuizen en herenhuizen zich door de nieuwe klimaatinstallaties in openbare gebouwen inspireren. Ook keken ze naar voorbeelden uit het buitenland. Dankzij hun financiële positie waren de hoge kosten voor aanschaf en aanleg vaak geen beperking; bovendien kon personeel worden aangenomen om de bewerkelijke installaties te bedienen. De ruimte in (soms nieuw ontworpen) landhuizen was bovendien meestal groot genoeg om de installaties te kunnen herbergen. Vanaf 1850 werd in een aantal Nederlandse buitenplaatsen met nieuwe systemen geëxperimenteerd. Daarbij werd vaak een centrale stookplaats aangelegd, waarbij de rookgasafvoer werd verlengd of een buizenstelsel werd gevuld met hete lucht of warm water, zodat meerdere vertrekken van warmte konden worden voorzien. Vroege voorbeelden hiervan zijn de eerder genoemde huizen Mariëndal en Lindenheuvel.

Architecten en ingenieurs hadden destijds bovendien geen rekenmodellen tot hun beschikking die vooraf uitwezen of een bepaalde innovatie het gewenste effect op het binnenklimaat zou hebben. Het was een kwestie van uitproberen. Deze ervaringsdeskundigheid is bewaard in de (onderdelen van) de negentiende-eeuwse installatie die zijn overgeleverd. Een mooi voorbeeld daarvan in de wereld van kastelen en buitenplaatsen is de stoomverwarming op de Kasteel de Haar, die na laatste restauratie zelfs weer in gebruik is genomen.

Recensie door Asker Pelgrom 

Scroll naar boven