De Veluwe als jachtlandschap

De jacht op dieren is in onze huidige maatschappij onderwerp van discussie. Niet alleen gaat de discussie over het welzijn van de bejaagde dieren, ook speelt de legitimering van de mens als jager een zichtbare rol. Omtrent het onderwerp jacht lijkt daarom de discussie op de voorgrond te treden, waarbij andere fascinerende aspecten van het onderwerp onderbelicht blijven. Door geen focus te leggen op of jagen goed of fout, nodig of niet nodig is, en door de praktijk met een historische en landschappelijke bril te bestuderen, is het mogelijk de grotere culturele, maatschappelijke en landschappelijke context van de jacht te begrijpen. Veel van de plekken in Nederland waar de jacht een continue rol heeft gespeeld noemen we tegenwoordig natuurgebieden.

Veluwse landschap

De Veluwe is hiervan een mooi voorbeeld. Al vanaf het Neolithicum tot op de dag van vandaag wordt hier gejaagd. Wat voor invloed heeft deze praktijk gehad op het Veluwse landschap? Om hier achter te komen zijn twee prominente perioden in de geschiedenis van de Veluwe onder de loep genomen: de periode tussen 1650 en 1702, en de periode van 1880 tot 1930. Leidend waren hier de locatiekeuzefactoren van jachtgebieden en de ruimtelijke inrichting hiervan. 

De 17e eeuw: Willem II en Koning-Stadhouder Willem III

In de 17e eeuw ontstonden er onder invloed van Willem II en zijn zoon Koning-Stadhouder Willem III twee concentratiegebieden: de Veluwezoom en later de midden-Veluwe met het Loo als centraal punt. De reden om juist hier de jacht te gaan bedrijven kwam voort uit verschillende fysieke eigenschappen van het Veluwse landschap, zoals de lage bevolkingsdichtheid en de aanwezigheid van heide, bos en water. Juist in deze gebieden was de grond voedselrijker dan op de rest van de Veluwe, waardoor het een gunstiger gebied was voor het wild. De sociaal culturele eigenschappen waren ook gunstig. De aanwezigheid van protestantse adel op de Veluwezoom, en de mogelijkheid tot het verkrijgen van rechten op het grondgebruik, zorgden ervoor dat de stadhouders zich hier gingen concentreren. De jachtgebieden werden intensief ingericht voor de jacht. Het begon met de aanleg van een wildbaan bij Hof te Dieren: een groot omheind wildpark waar een groot planketsel omheen lag, met daarin drinkplaatsen en weides voor het wild, tezamen met een jachthuis op de Rouwenberg. Willem III veranderde het landschap met de aanleg van zogeheten ‘Koningswegen’ en de aanleg van jachthuizen zoals het Loo. Als reactie hierop werden wildwallen aangelegd ter bescherming van het landbouwareaal.

19e eeuw: gefortuneerde industriëlen

Aan het eind van de 19e eeuw werd de Veluwe nog steeds geschikt gevonden voor de jacht. De bevolkingsdichtheid was relatief laag, en met de opkomst van nieuwe gefortuneerde industriëlen werd de Veluwe interessant als investering. De uitvinding van de kunstmest, hernieuwde interesse in de bosbouw en het vrijkomen van voormalige domeingronden en markegronden activeerden een ontginningsfase op de Veluwe waarbij heide en stuifzanden plaatsmaakten voor bos. Deze nieuwe rijken werden zo grootgrondbezitter, waarbij de jagers onder hen sociale netwerken vormden en ook de omgeving voor de jacht in gingen richten. In deze periode werden daarom gesloten wildbanen aangelegd op de Veluwe zoals landgoed het Loo, het Deelerwoud en landgoed de Hoge Veluwe. Dit waren grote afgerasterde gebieden waarbinnen het wild vrij kon rondlopen. Net zoals in de 17e eeuw werden jachthuizen verspreid over de Veluwe gebouwd en waar wildwallen voorheen het akkerland moesten beschermen, werden nu massaal hekken geplaatst op particuliere gronden. Binnen deze hekken werd het landschap dusdanig aangepast dat het geïmporteerde wild zo goed mogelijk in stand gehouden kon worden: wildweides, wildakkers, voederplaatsen, drinkplaatsen en bosschages zijn hier een voorbeeld van. Ook de infrastructuur verbeterde met de aanleg van spoorwegen om het gebied toegankelijker te maken voor onder andere de jacht.

Ontwikkeling jachtlandschap Veluwe

Uit dit afstudeeronderzoek voor Rijksuniversiteit Groningen voor de masterstudie Landschapsgeschiedenis is gebleken dat de jacht voor een lange tijd een continue factor geweest in de landschapsontwikkeling van de Veluwe. Op deze manier heeft de Veluwe zich ontwikkeld niet alleen als natuurgebied of cultuurlandschap, maar ook als een jachtlandschap. Dit gegeven heeft de basis gelegd voor de start van een promotieonderzoek (PhD) uitgevoerd door de auteur aan de Universiteit van Wageningen in samenwerking met de leerstoelgroepen Culturele Geografie en Bos-en Natuurbeleid. Omdat jacht altijd een rol heeft gespeeld in de ontwikkeling van ons Nederlandse landschap, biedt verdieping in het onderwerp kans tot nieuwe inzichten over mens-dier relaties en de ruimtelijke invloed daarvan. Het laat zien dat landschappen ontstaan door meer dan louter menselijke interacties, en dat jacht een dynamische praktijk is, onderhevig aan verschuivende maatschappelijke opvattingen over voeding, landschap, dieren en natuur. In deze jachtpraktijken vindt een constante onderhandeling plaats tussen opvattingen over het menselijke-niet menselijke, wild en gedomesticeerd en natuur en cultuur. Door verschillende methoden te combineren beoogt dit onderzoek nieuwe perspectieven te bieden over het verleden, heden en toekomst van de Nederlandse jachtlandschappen.

Het artikel is geschreven door Eugenie van Heijgen. In het kader van haar MA Landschapsgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen en Msc Landschapsarchitectuur en Planning aan de Universiteit van Wageningen twee afstudeerscripties geschreven omtrent het onderwerp jacht in Nederland. 

Laat een reactie achter

Scroll naar boven