De reizende dames van Doorwerth

door Kees Jansen van Geldersch Landschap & Kasteelen

Charlotte Sophie gravin van Aldenburg, vrouwe van Doorwerth 1738-1739 en 1779-1800 (origineel Heimatmuseum Varel, Duitsland)

Een met zes paarden bespannen koets ratelt over de toegangsweg naar Berlijn. Achter de bezwete ruggen van koetsier en knecht staan kisten en koffers hoog opgestapeld op het dak. Het is 7 juli 1750, de middag breekt net aan… In de koets bevindt zich een vrouw. Excuus: een dame. Het is gravin Bentinck, geboren in 1715 als Charlotte Sophie gravin von Aldenburg. Ze is met een gezelschapsdame en een hofmeester op weg van haar landgoed Kniphausen in Oost-Friesland naar Frederik de Grote, koning in Oost-Pruisen. Het is een lange tocht, maar dat is Charlotte Sophie niet vreemd. Ze is in haar leven zo vaak op reis. Bijvoorbeeld naar haar andere bezittingen Varel of kasteel Doorwerth, of naar een koningshuis ergens in Europa.

Strijd om erfdeel

De gravin heeft het reizen niet van een vreemde, want twee generaties eerder was haar grootmoeder Charlotte Amélie de la Trémoille (1652-1732) ook al geregeld op pad. Dat had een specifieke reden: zij voerde een lange strijd om het erfdeel van haar kind Anton. Direct nadat haar man was overleden, terwijl ze in verwachting was, eisten de twee voogden van het nog ongeboren kind de erfenis op. Een deel van haar bezittingen lieten ze in beslag nemen. De Deense koning (Varel ligt dan op Deens grondgebied) besloot tot bewaring van het betwiste goed. Charlotte Amélie ondernam daarop verschillende trips naar het Deense koningshuis om een regeling te treffen en bezittingen voor haar zoon veilig te stellen, maar tevergeefs. Ze moest uiteindelijk zelfs haar tafelzilver en juwelen verkopen om in haar levensonderhoud te kunnen voorzien. In 1684 verhuisde ze samen met zoon Anton naar Doorwerth, het kasteel dat haar als huwelijksgeschenk ten deel was gevallen. Ze gaf haar strijd niet op. In 1708 lukte het dan eindelijk om een goede regeling voor haar inmiddels 27-jarige zoon te treffen.

Kasteel Doorwerth in 1744, dankzij huwelijk eigendom van Willem graaf Bentinck

Reislustige kleindochter

Als reizende dame treedt Charlotte Sophie, opgegroeid in Varel, in de voetsporen van haar grootmoeder die ze regelmatig op kasteel Doorwerth bezoekt. De kleindochter is een kleurrijke, impulsieve en vrijgevochten vrouw. Op haar zeventiende wordt ze uitgehuwelijkt aan Willem Bentinck, met wie ze twee zonen krijgt. Ze schenkt ook het leven aan twee buitenechtelijke kinderen. Na haar scheiding van Bentinck verliest ze het contact met haar wettige kinderen. Ze reist regelmatig naar verschillende Europese hoven en zoekt in Zwitserland de filosoof en vrijdenker Voltaire op. Met hulp van de invloedrijke vorsten die ze bezoekt, probeert ze het recht op contact met haar kinderen terug te krijgen en in haar rechten als vrouwe van Doorwerth te worden hersteld.

Brieven nagelaten

Over het leven van de reislustige Charlotte Sophie is veel bekend, want ze heeft ruim 25.000 door haar geschreven en aan haar gerichte brieven nagelaten. De verzameling – opgeslagen in het Gelders Archief – geeft een zeer gedetailleerd beeld van het adellijke leven in de achttiende eeuw. Hella Haasse gebruikte de correspondentie als inspiratiebron voor twee van haar boeken, Charlotte Sophie Bentinck en Mevrouw Bentinck.

Over het leven van Charlotte Sophie Bentinck is veel bekend, dankzij de ruim 25.000 brieven die zij heeft nagelaten

Mooie reis met hindernissen

In haar boek Mevrouw Bentinck verhaalt Hella Haasse onder andere over een reis naar Wenen. De  wegen in de bergen zijn goed onderhouden en de reizigers genieten van de prachtige uitzichten. Uit Charlotte Sophies correspondentie tekent ze op: “De schoonheid van het landschap neemt bij iedere stap toe. De bevolking is beleefd en vriendelijk, ze begroeten ons met merkbaar plezier. Er valt best met hen te praten. Hun kleding lijkt op die van de boeren in Holland.” Maar verderop verandert de sfeer rondom de koets. De reizigers worden niet overal meer prettig bejegend en op pleisterplaatsen zijn de ‘verse’ paarden in slechte conditie. De bergpaden zijn zo steil dat plaatselijke boeren de koets moeten duwen. Ook is het zo warm en stoffig dat ademen haast niet meer gaat. Maar gelukkig lonkt Triëst, met de ‘zilverglinsterende, schuimkoppende’ Adriatische Zee.

Dit artikel is met toestemming overgenomen uit Mooi Gelderland, zomer 2019, p.18-19.

Scroll naar boven