De grandeur achterna

 

Nederlandse bezoeken aan paleizen en châteaux in zeventiende-eeuws Frankrijk

Renske Koster, juni 2018

En dit is ’t gene wij uit ons eigen seggen konnen van al ’t gene dat het heerlik Versailles betreft; alleen de reise waerdig, al hadden wij anders niet gesien; ende na allen schyn het voortreffelixt Hof dat ergens Koning in de wereld heeft”.

Zo besluit predikant Baltasar Bekker (1634-1698) zijn bezoek aan het Château de Versailles in 1683, een duidelijk hoogtepunt van zijn drie maanden durende reis door Frankrijk. En Bekker was niet de enige Nederlander die in de zeventiende eeuw laaiend enthousiast was over dit grootse kasteel. Versailles kwam bovenaan de canon van te bezoeken Franse paleizen, kastelen en buitenplaatsen te staan, de eerder geliefde residenties van de koningen, adel en kardinalen ver achter zich latend.

I. Silvestre, Chateau de Versailles, 1674. Ets. Collectie Bibliothèque nationale de France.

Voor de zeventiende-eeuwse Nederlandse Grand Tour-reiziger was Frankrijk een significant deel en soms zelfs de eindbestemming van de reis. Ondanks het feit dat de Republiek gedurende deze eeuw meerdere malen in oorlog was verwikkeld met Frankrijk, was Frankrijk een geliefde bestemming waar men vertrouwd kon raken met de beschavingsidealen en vele culturele bezienswaardigheden kon bewonderen. Het bezoeken van koninklijke en adellijke residenties, en het beoordelen hiervan, maakte een belangrijk onderdeel uit van de reis.

In Frankrijk speelden zich in de zeventiende eeuw verschillende ontwikkelingen af die de macht van de Franse koningen in toenemende mate versterkte en zouden leiden tot een absolute monarchie.

Wanneer er machtsverschuivingen plaatsvonden, vonden er ook wijzigingen plaats in de locaties en de uitstraling van de machtscentra. In mijn onderzoek wordt aan de hand van reisverslagen gekeken naar de invloed van de, aan de politieke ontwikkelingen aangepaste, paleizen en châteaux op de kunstbeleving en de reisbestemmingen van Nederlanders in het zeventiende-eeuwse Frankrijk. Voor dit onderzoek heb ik gebruik gemaakt van vijftien Nederlandse (veelal ongepubliceerde) reisverslagen over Frankrijk uit de periode 1600 tot 1723, geschreven in het Nederlands of Frans. De lange periode die onderzocht is biedt de mogelijkheid om te zien hoe de culturele veranderingen in de paleizen en châteaux van invloed zijn geweest op de reisbestemmingen en de belevingen van de Nederlanders, voor, tijdens en na de regeerperiode van Lodewijk XIV. De Nederlandse reisverslagen zijn in twee chronologische perioden geanalyseerd. De eerste periode loopt van 1600 tot 1660, de tweede van 1661 tot 1713. Vanaf 1661 regeerde Lodewijk XIV zelfstandig; er vonden vervolgens significante veranderingen plaats in de locaties van de machtscentra én in de canon van bestemmingen van de Nederlandse reizigers. In iedere periode worden de frequentst bezochte paleizen, buitenplaatsen en kastelen beschreven. Hierbij is er aandacht voor zowel de architectuurgeschiedenis, het interieur, de kunstcollecties en de tuinarchitectuur, als voor de verschillende opmerkingen die de Nederlandse reizigers over deze bestemmingen maakten. Aan de hand hiervan wordt onderzocht waar de aandacht van de Nederlanders naar uitging, welke voorkeuren zij vertoonden en welke invloed de culturele en politieke veranderingen had op de reizen.

Het Louvre en het Palais des Tuileries. Detail uit kaart van Mathieu Mérian uit 1615. Gravure. Collectie Bibliothèque nationale de France.

Uit het onderzoek is gebleken dat de smaak van de Nederlandse reizigers gedurende de zeventiende eeuw vrijwel onveranderd bleef. Het esthetische concept van het schone had standaarden voortgebracht met betrekking tot de aanleg van residenties en tuinen, waar de Nederlanders hun waarnemingen aan toetsten. Om een positieve beoordeling te krijgen moesten de paleizen voldoen aan een aantal voorwaarden. Zo moesten de residenties groot zijn, in een coherente stijl zijn gebouwd, gevuld zijn met schilderijen van Franse, Italiaanse en Hollandse meesters en moesten er kostbare materialen zijn gebruikt voor de decoraties. De tuinen moesten uiteraard in de zuivere Franse formele stijl zijn aangelegd. De verschuivingen in de canon van bestemmingen zijn echter wel opvallend. In het onderzoek komt naar voren dat de Nederlandse reizigers voornamelijk de paleizen en châteaux bezochten die golden als machtscentra van de Franse koningen en adel. In de eerste helft van de zeventiende eeuw trokken de reizigers voornamelijk naar Parijs, waar ze het Palais du Louvre, Palais du Luxembourg, Palais de Tuileries en het Palais-Royal bezochten. Koninklijke residenties die in andere delen van Frankrijk lagen, als Saint-Germain-en-Laye en Fontainebleau, werden ook veelvuldig bezocht. Kastelen en buitenplaatsen van de adel werden ook wel bekeken, maar trokken niet zoveel belangstelling als de paleizen van kardinaal Richelieu, die als eerste minister een groot deel van de macht in handen had. Zijn Château du Val de Ruel en Château de Richelieu konden qua bezoekersaantallen concurreren met de paleizen in Parijs, op het Louvre na.

J. Marot, Het Château de Richelieu, nog deels in aanbouw, ca. 1635-1645. Ets.
24,5 x 57,2 cm. Plaat nr. 11 in: J. Marot. Le Magnifique château de Richelieu
en général et en particulier: ou les plans, les élévations et profils généraux dudit château gravé & réduit au petit-pied par Jean Marot (midden zeventiende eeuw). Collectie Bibliothèque nationale de France.

Vanaf het moment dat het Château de Versailles in aanbouw was, veranderde de canon met bestemmingen ingrijpend. Versailles werd, zeker vanaf het moment dat Lodewijk XIV zijn hof hier vestigde, hoofddoel voor de Nederlandse reizigers. Niet alleen in Château de Versailles, maar ook in de nieuw aangelegde koninklijke paleizen in Saint-Cloud en Marly kon de Nederlandse reiziger de laatste smaak in architectuur en tuinarchitectuur vinden. In de omgeving van Versailles en Parijs konden nu de belangrijkste koninklijke paleizen gevonden worden. Paleizen en buitenplaatsen die eerder in overige delen van Frankrijk nog wel werden bezocht, waren vanaf dat moment vrijwel niet meer in trek. De paleizen van kardinaal Richelieu behoorden na de dood van de kardinaal niet meer tot de machtscentra van Frankrijk, en kwamen dan ook nog maar sporadisch in de Nederlandse reisverslagen voor.

Versailles werd het centrum van politiek en cultuur én het belangrijkste reisdoel voor de Nederlanders. De Nederlanders lieten bij het zien van de luxueuze paleizen van Lodewijk XIV en zijn broer, waarin soms hun eigen nederlagen werden afgebeeld, niet merken kritiek te hebben op de monarch en zijn bestuur. De kritiek die in de Republiek wel geuit werd op het Franse regime, was bij het zien van alle grandeur van de paleizen en châteaux niet meer van belang: de imponerende kunst en architectuur eisten bij de Nederlandse bezoekers alle aandacht op.

De scriptie is hier te lezen


Renske Koster rondde achtereenvolgens de masters Erfgoedstudies en Kunstgeschiedenis af, beide aan de Universiteit van Amsterdam. In haar onderzoeken richt ze zich onder meer op de reisbelevingen van Nederlanders tijdens bezoeken aan paleizen, kastelen en buitenplaatsen gedurende de 17de tot midden 19de eeuw, waarover enkele publicaties zijn verschenen. Daarnaast heeft ze interesse in volksverhalen en de invloed hiervan op identiteitsvorming. Na een paar jaar bij het Frans Hals Museum als co-curator werkzaam geweest te zijn, werkt Renske momenteel tijdelijk bij de Koninklijke Bibliotheek als projectmedewerker Documentverwerking.

Scroll naar boven