Een onderzoek naar het instrument van de buitenplaatsbiotoop in relatie tot de landgoederen en buitenplaatsen in de Graafschap
Door Elise Holtman
Sinds enkele jaren maken de provincies Zuid-Holland en Utrecht gebruik van buitenplaatsbiotopen in hun erfgoedbeleid. Deze provincies hebben dit instrument ontwikkeld om buitenplaatsen en hun ruimtelijke context te beschermen tegen kwaliteitsverlies door bijvoorbeeld stedelijke druk of een problematische instandhouding. Zij willen met het instrument de cultuurhistorische en ruimtelijke kwaliteiten van de buitens behouden, versterken en eventueel kwalitatief verder ontwikkelen. Het accent wordt gelegd op de belangrijkste ruimtelijke structuren en zichtrelaties, die de buitenplaats verbinden met zijn directe omgeving.
De buitenplaatsbiotoop geeft via tekst (beschrijving en toelichting) en beeld (een kaart) informatie over die onderdelen van een buitenplaats die de provincies waardevol achten en willen beschermen. Het instrument lokaliseert deze karakteristieke elementen en structuren zodat toekomstige schadelijke interventies in het terrein van de biotoop goed onderbouwd kunnen worden tegengegaan. Met de buitenplaatsbiotoop wordt dus een soort bufferzone, een ruimtelijke context, om een buitenplaats getrokken.
De bufferwerking van het instrument, het compromis tussen geen bescherming en monumentenbescherming en de verbreding van het zicht tot de omgeving buiten de feitelijke grenzen van de buitenplaats trokken mijn interesse. De interdisciplinariteit van het onderwerp, de diversiteit aan invalshoeken en de aandacht voor het landschap trokken mij ten slotte over de streep om de buitenplaatsbiotoop tot het onderwerp van mijn masterscriptie te maken.
Welke invulling zou het instrument van de buitenplaatsbiotoop kunnen krijgen in de Graafschap en op welke manier zou dit instrument hier kunnen worden toegepast? Dat is de onderzoeksvraag die centraal stond in mijn masterscriptie.
Met de Graafschap wordt het gebied aangeduid dat in de Middeleeuwen de kern van het oude graafschap Zutphen was. In dit gebied zijn relatief veel buitenplaatsen en landgoederen tot ontwikkeling gekomen, waardoor het een bruikbaar en interessant onderzoeksobject is.
Eén van de punten die uit het onderzoek naar voren kwamen, is dat in de Graafschap buitenplaatsbiotopen vaak niet de hele lading kunnen dekken. Een groot deel van de buitenplaatsen in dit gebied maakt namelijk deel uit van een landgoed. Dit landgoed met zijn landerijen en bossen heeft net zozeer een cultuurhistorische waarde als de buitenplaats en is daar op allerlei manieren mee verbonden, zowel in ruimtelijke en visuele als in culturele en sociale zin.
Om de belangrijke cultuurhistorische samenhang tussen buitenplaats en landgoed én de cultuurhistorische waarden van beiden te waarborgen, is in dit scriptieonderzoek gezocht naar een manier om het instrument van de buitenplaatsbiotoop aan te passen, zodat het ook in een gebied als de Graafschap gebruikt kan worden. Uit deze zoektocht is de landgoedbiotoop ontstaan. In de landgoedbiotoop wordt nu het geheel van landgoed en buitenplaats samengenomen.
Daar waar het in de Graafschap gaat om een buitenplaats zonder landgoed moet natuurlijk een buitenplaatsbiotoop als equivalent van de landgoedbiotoop worden toegepast.
Zicht op het omringende landschap vanuit landhuis De Wiersse. Het gazon loopt, zorgvuldig omkaderd, over in de naburige weilanden. Mei 2014. ©Elise Holtman
Niet alleen in de collectieve, maar ook in de particuliere sector kunnen landgoedbiotopen toegepast worden. De landgoedbiotoop is een heel praktisch instrument om alle cultuurhistorische kwaliteiten van een landgoed op een heldere en overzichtelijke manier in kaart te brengen. Op deze wijze kan het instrument bijvoorbeeld gebruikt worden om een landgoedvisie op te stellen.
In mijn scriptie heb ik het concept van de landgoedbiotoop uiteengezet en deze getoetst aan de praktijk aan de hand van diverse casestudies. Het landgoederenlandschap rondom de Baakse beek en de landgoederen Ruurlo en de Wiersse dienden als onderzoeksobjecten voor respectievelijk een zonegerichte landgoedbiotoop en twee individuele landgoedbiotopen.
Daarnaast heb ik mij verdiept in en aanbevelingen gegeven voor, onder andere, de inhoud, begrenzing, vormgeving en toepassing van buitenplaats- en landgoedbiotopen.
Concluderend, de landgoederen en buitenplaatsen in de Graafschap dragen in grote mate bij aan de aantrekkelijkheid en schoonheid van het landschap. Landgoed- en buitenplaatsbiotopen kunnen gebruikt worden om de cultuurhistorisch waardevolle elementen en structuren, de ruimtelijke context en samenhangen, de historische gelaagdheid en de identiteit en belevingswaarde van de landgoederen en buitenplaatsen te behouden. Maar ook om deze kwaliteiten te versterken en te gebruiken als inspiratiebron en uitgangspunt bij toekomstige ontwikkelingen. Niet onder een glazen stolp maar als een levendig, gelaagd, inspirerend en motiverend landschap dat volop meedoet in deze 21ste eeuw.
Landgoed De Wiersse en omgeving. Onderlaag: Google Earth. Overlay: kadastrale minuutplan van 1832. Inkleuring door Elise Holtman.
Over de auteur:
Elise Holtman (1991) studeerde Kunstgeschiedenis (majoren Architectuurgeschiedenis en Middeleeuwse & Vroegmoderne geschiedenis) aan de Vrije Universiteit Amsterdam, gevolgd door de master Erfgoedstudies, die ze in de zomer van 2015 afrondde. Haar passie ligt bij kastelen, landgoederen, buitenplaatsen en agrarisch erfgoed. Ze werkt op dit moment onder tijdelijk contract bij de afdeling Cultuurhistorie, archeologie en monumenten van de gemeente Voorst en is werkzoekend.
De scriptie is te downloaden vanaf de website van de universiteitsbibliotheek van de VU:
http://www.ubvu.vu.nl/pub/fulltext/scripties/13_2092832_0.pdf