“Colleges op locatie en internationaal vergelijken een must”

Vijf jaar bijzondere leerstoel met Yme Kuiper

Yme Kuiper in het landschap van Palladio's Villa Capra
Yme Kuiper in het landschap van Palladio’s Villa Capra

In 2012, het themajaar Historische Buitenplaatsen, is door de Stichting Van der Wyck-de Kempenaer de leerstoel Historische buitenplaatsen en landgoederen ingesteld aan de Letterenfaculteit van de RU Groningen. Dat gebeurde voor een periode van twee maal vijf jaar (2012-2022). De leerstoel kent een sterk interdisciplinair karakter: zowel de geschiedenis van de bewoners van de buitenplaatsen, als ook de architectuur en interieurs van de huizen en het landschap van de bijbehorende tuinen, parken en landgoederen krijgen aandacht.

De eerste vijf jaar is de leerstoel bekleed door prof.dr. Yme Kuiper, daarin qua onderwijs bijgestaan door universitair docent dr. Elyze Storms-Smeets, tevens werkzaam bij het Gelders Genootschap. Per 1 september 2017 neemt Kuiper afscheid van de RU Groningen en deze leerstoel en draagt het stokje over aan zijn opvolger. Hij is dan twee keer emeritus, want dat was hij al van de leerstoel Antropologie (van het Groninger Universiteitsfonds) sinds 2014. Een mooie aanleiding om eens te vragen hoe het hem de afgelopen vijf jaar is vergaan.

Ik tref Yme op Middachten in De Steeg waar hij met zijn masterstudenten verblijft om archief- en veldonderzoek te doen – een lustrum, want dit veldpracticum vindt inmiddels voor de vijfde keer plaats.

“Het doel van zulk onderwijs op locatie is om studenten te enthousiasmeren. Daarom doen we dat veel. Dit onderzoekspracticum wordt door de studenten altijd zeer hoog gewaardeerd. Ze duiken diep in de materie, leren goed hun tijd indelen en goed te luisteren naar de opdrachtgevers van Middachten, te weten de rentmeester, de conservator en de eigenaar. Studenten moeten leren ervaren hoe de buitenplaatsencultuur werkelijk in elkaar zit.

College op locatie: Voormeer te Heerenveen
College op locatie: Voormeer te Heerenveen

En daarbij is juist ook fundamenteel onderzoek uiterst belangrijk! Niet, zoals je vandaag de dag altijd maar hoort, verdienmodellen te bedenken, maar juist om de grote lijnen in de cultuurhistorie te ontdekken. Zo verbaast het me hogelijk dat de overheid geen echt historisch onderzoek annex debat heeft geïnitieerd over de bestemming van Paleis Soestdijk. Daar is op voorhand de weg ingeslagen van verdienmodellen, omwikkeld met een wedstrijd tussen enige bureaus. Dat zal de bekende koopmansgeest wel weer zijn. Kennelijk was er bij de Oranjes ook geen interesse. Nederland is, in tegenstelling tot andere Europese landen, niet heel erg zuinig op dit type cultureel erfgoed.

We moeten over de grens durven kijken, bijvoorbeeld naar Engeland, maar ook naar Scandinavië. Maar dan niet altijd dat verhaal ophangen over de Engelse National Trust, hoewel ik graag zou zien dat onze grote natuurorganisaties zich meer tot trusts ontwikkelden. Je hebt trouwens in Engeland goed kunnen zien dat ze daar na de Tweede Wereldoorlog eerst de landgoederen weer agrarisch rendabel maakten en toen die mooie huizen op orde brachten. De enorme groei van de National Trust qua gewone leden is ook pas vanaf de jaren 1980. Grond kan geld opbrengen, die mooie (woon)huizen kosten alleen maar geld. In Nederland hebben we te vaak grond en huis los van elkaar gemaakt. Funest voor beide.

Nog iets. In Nederland gaat het niet goed meer met de tuinen. Er is onvoldoende ondersteuning voor onderhoud, waardoor eigenaren in grote problemen raken. Hierbij zou de overheid wat beter moeten kijken hoe subsidies te verstrekken. Het is me in de afgelopen vijf jaar ook opgevallen hoezeer Nederland is opgedeeld in heel veel erfgoedclubs. Daarbij is groen beter georganiseerd en invloedrijker dan rood. Kortom, er is veel aandacht voor groen en duurzaamheid; nog te weinig voor de rest. Er zou meer naar ensembles moeten worden gekeken. Er is een zekere kentering, maar ach, hoe langzaam. De monumentenorganisaties zouden qua slagvaardigheid en mobiliseren van grote groepen wat meer naar de natuurorganisaties kunnen kijken.

Begrijp me goed, ik ben niet het type ‘klager’. Al moest de leerstoel from scratch opgebouwd worden, ik heb veel mooie dingen en mensen getroffen. Startpunt was het werk van de eigenlijke inspirator van deze leerstoel, de kunsthistoricus jhr. dr. H.W.M. van der Wyck. Voor hem stond een integrale visie op de buitenplaats voorop. Evangelist van de ensemble-gedachte, klokkenluider inzake bedreigd erfgoed. Dat was Henri van der Wyck ten voeten uit, meer nog dan onderzoeker, als je mij vraagt. Maar let op, je kunt de ensemble-filosofie omarmen, maar dan hoef je die nog niet tot eeuwig principe te verheffen. Je moet niet de gevangene zijn van een gedachte. Zie maar naar Engeland, wat is daar ook niet allemaal verdwenen en opgedeeld.

Conservator Claas Conijn geeft op Middachten uitleg aan de masterstudenten van KCL van RU Groningen (juni 2017)
Conservator Claas Conijn geeft op Middachten uitleg aan de masterstudenten van KCL van RU Groningen (juni 2017)

Het fenomeen Historische buitenplaats is onbekend en daardoor dus ook onbemind. Ik heb dit René Dessing vaak horen zeggen. Het was voor mij zaak om jonge mensen aan de universiteit voor de buitenplaats en alles wat daarmee samenhangt te enthousiasmeren en daarbij juist ook vakgrenzen te doorbreken. Op een of andere manier valt dit type erfgoed vaak buiten het blikveld van de meeste kunst- en architectuurhistorici – ook van cultuurhistorici trouwens. Brede aandacht voor dit erfgoed mag echt wel meer in beweging komen. Bij mijn buitenlandse collega’s, heb ik vaak gemerkt, is de Nederlandse buitenplaats nagenoeg onbekend. En de landgoederen nog veel meer. Hebben jullie die in het o zo geürbaniseerde Nederland ook?, vragen ze dan. Wij op de universiteit maar ook mensen in de erfgoedorganisaties moeten veel meer internationaal, Europees gaan kijken en vergelijken. Neem Denemarken – hoe vergelijkbaar, maar hoe anders ook dan Nederland. Door te vergelijken zie je veel scherper wat er hier bij ons aan de hand is en hoe onze geschiedenis van buitenplaats en landgoed de afgelopen vier eeuwen in elkaar zit. Colleges op locatie én internationaal vergelijken is een must, als je mij vraagt.

Ik zou het toejuichen als er een gedurfd genre van de buitenplaatsbiografie zou komen in Nederland. En niet allemaal van die voorspelbare rapporten over zeg een individuele buitenplaats. Een soort Nederlandse versie van The Fall and Rise of the Stately Home van Peter Mandler, die daarin de vervlechting van sociale, culturele en politieke aspecten toont, naast de recente ontwikkeling van de stately home  als onderdeel van Engels natiebesef, en ook nog  even duidelijk maakt hoe de traditionele heersende elite zich heeft uitgevonden als hoedster van nationaal erfgoed. Onze buitenplaatscultuur heeft gedurfde boeken nodig zoals Er stond een vrouw in de tuin van Anne Mieke Backer. Een moedig boek, waarin de lange geschiedenis van de tuinarchitectuur ontwikkeld door vrouwen hoofdthema is. En nog even over een andere boeg: het is belangrijk om het héle verhaal te durven vertellen. Naast de rijkdom van de Gouden Eeuw moet maar eens de keerzijde worden getoond, zoals slavernij en slavenhandel. Het Mauritshuis van Johan Maurits – de Braziliaan – van Nassau heette niet voor niks in zijn eigen tijd het Suikerhuis: naar die suikerplantages, met al die slaven.

Ik was natuurlijk in dit vakgebied een outsider; zelf zie ik dat maar als voordeel. Ik hoefde ook geen clubbelangen te behartigen. Had het vrije woord als docent en als onderzoeker. Mijn taak was cultuurgeschiedenis te doceren, maar eigenlijk ben ik van huis uit antropoloog. In de afgelopen vijf jaar heb ik beide rollen willen combineren (‘vanuit de boeken en in het veld’), maar ik ben me er steeds meer van bewust geworden dat ik at heart  antropoloog ben. Okay, historisch antropoloog. De menselijke factor is voor mij uiteindelijk de belangrijkste.

Het zijn vijf intensieve jaren geweest, maar ik heb dat met veel liefde en plezier gedaan. Goed geholpen door mijn naaste omgeving, door onder andere Elyze Storms, Theo Spek, Anne Wolff, Jeroen Benders. Veel mooie dingen gezien en veel waardevolle contacten opgebouwd. Overal in Nederland ben ik met mijn studenten warm ontvangen op buitenplaatsen en landgoederen. Ik speel nu eenmaal graag docent en heb met passie en ook met kennis van zaken (mag ik hopen) geprobeerd mijn studenten te overtuigen.

Na mijn afscheid hoef ik niet stil te zitten. Er blijven nog aardig wat promovendi te begeleiden. Verder houd ik van biografisch werk en ga ik aan de slag met de families Van Reede en Bentinck van Middachten. Ook een zekere Jeanne van Andringa de Kempenaer ligt nog als boekproject te wachten. Haar geschreven herinneringen geven een mooi beeld van de buitenplaatsencultuur in Nederland rond 1900. Die uitgave wil ik bezorgen samen met mijn vrouw. Gaat ook veel over familiebanden en familiesentimenten. Dat is een thema waarmee antropologen vaak nog wat meer hebben dan de historici van de buitenplaats – nou ja, dat is mijn ervaring.


Informatie over de bijzondere leerstoel historische buitenplaatsen en landgoederen is hier te lezen.

Het afscheidscollege van Yme Kuiper vindt plaats op 7 september 2017 in Groningen.
Zie hier de vooraankondiging.

Yme Kuiper is bij sKBL betrokken als jurylid van de Ithakaprijs en -stipendium.

Niet te missen boeken van Yme Kuiper:

Adel in Friesland 1780-1880 (Groningen 1993);
(met Rob van der Laarse, red.) Beelden van de buitenplaats (Hilversum 2005);
(met Ben Olde Meierink, red.) Buitenplaatsen in de Gouden Eeuw (Hilversum 2015);
(met Nikolaj Bijleveld en Jaap Dronkers, red.) Nobilities in Europe in the Twentieth Century (Leuven/Paris 2015).

Adel in Friesland   Beelden van de buitenplaats   Buitenplaatsen in de Gouden Eeuw   Nobilities in Europe

 

Laat een reactie achter

Scroll naar boven