De portretverzameling van de families Van de Poll, Wolters en Quina
Enige weken geleden opende in Museum van Loon te Amsterdam de expositie Van de Poll bij Van Loon. Op deze tentoonstelling in het gerestaureerde koetshuis van dit grachtenmuseum zijn tot 10 januari 2016 hoogtepunten te zien uit de Collectie Van de Poll. Algemeen beschouwt men deze verzameling als een van de belangrijkste portrettenverzamelingen in ons land en omvat schilderijen van Ferdinand Bol, Caspar Netscher, Jan Maurits Quinkhard, Jan Adam Kruseman en Jan Veth. De expositie biedt niet alleen een uniek overzicht van de wijze waarop in ons land mensen zijn geportretteerd, ze hangen nu ook weer in een huiselijke omgeving, overeenkomend met de wijze van bijeenhouden zoals vooraanstaande families dat eeuwenlang hebben gedaan. De meeste werken zijn afkomstig uit de Van de Poll-Wolters-Quina Stichting.
Bij deze expositie verscheen bij Primavera Pers te Leiden een publicatie met catalogus waarin alle schilderijen, tekeningen, pastels, miniaturen en getekende silhouetten van de gelijknamige stichting zijn opgenomen. Beide auteurs zijn (of waren) als kunsthistorisch onderzoeker verbonden aan het Rijksinstituut voor Kunsthistorische Documentatie (RKD) waarbij Rudi Ekkart in binnen- en buitenland grote faam bezit door zijn specialisatie in Nederlandse portretkunst.
Het boek bevat naast de catalogus nog tal van interessante hoofdstukken die ingaan op de relaties tussen portrettisten en geportretteerden, over de komst van gerenommeerde buitenlandse portrettisten gedurende de 18de eeuw en hun invloed op de Nederlandse schilderkunst en samen een aardig overzichtsverhaal vormen over de wijze van portretteren door de eeuwen heen. Daarnaast zijn zulke portretverzamelingen bijzonder. Veel gearriveerde en adellijke families toonden op deze wijze en eeuwenlang hun respect voor hun voorouders waarbij vrienden en bezoekers van hun huizen tegelijk werden geconfronteerd met de eerbiedwaardige en oude afkomst van de verzamelende families. Een andere beroemde collectie is bijvoorbeeld de verzameling van de Familie van Foreest die lang op de Nijenburg te Heino hebben gehangen als mede van de Amsterdamse patricische familie Backer. Boek en expositie zijn van harte aanbevolen. RD
Van Bol tot Veth. De portretverzameling van de families Van de Poll, Wolters en Quina
Claire van den Donk en Rudi Ekkart. Leiden, 2015
144 pagina’s, ongebonden en kost € 29,50.
ISBN 978-90-5997-214-8
Indien u voor 18 oktober via www.primaverapers.nl intekent kost het boek € 22,50.
Een reconstructie van de ontwikkeling van de buitenplaatscultuur en het buitenplaatslandschap langs de Oude Rijn tussen Leiden en Utrecht (1600-1900).
Deze omvangrijke, goed geschreven masterscriptie maakt indruk. Na een overzicht wat er aan onderzoek voorhanden is en een uiteenzetting van hetgeen Van Oosterom wil gaan onderzoeken, volgen interessante hoofdstukken over de buitenplaatsbiotoop langs de Oude Rijn tussen Alphen en Leiden in de periode 1600 en 1900. Hierbij gaat de onderzoeker uitgebreid in op de vraag naar het aantal buitenplaatsen, wie ze bewoonden, waar ze stonden en hoe ze verdwenen als gevolg van sloop, herbestemming of herontwikkeling. Interessant is zijn observatie dat hoewel de buitenplaatscultuur langs de Oude Rijn weliswaar overeenkomende ontwikkelingen doormaakte als elders, hier toch ook sprake is van een eigen cultuur vanwege de aanwezige klei die soms ook op de buitenplaats werd gewonnen. Voorts concludeert Van Oosterom na zijn onderzoek dat er in ons land toch grotere onderlinge verschillen waren in verschijningsvormen van buitenplaatslandschappen dan eerder is verondersteld. De Vecht blijkt niet de enige rivier te zijn geweest met een levendige buitenplaatscultuur en te vaak worden de buitenplaatsen aan de Vecht als het leidende voorbeeld opgevoerd voor de situatie zoals het overal elders zou zijn gegaan. Deze veronderstelling blijkt genuanceerder te zijn dan tot nu toe is aangenomen. Daarom roept de auteur op om tot meer interdisciplinair onderzoek te komen waardoor vergelijkingen tussen de opkomst en ontwikkelingen van bijvoorbeeld de buitenplaatsen langs de Vecht, Vliet en Oude Rijn gemakkelijker met elkaar vergeleken kunnen worden. Dit lijkt ons ook een zinvolle gedachte. In ieder geval is deze scriptie een felicitatie waard waarbij sKBL hoopt dat de auteur dit onderzoek tijdens een komend promotieonderzoek verder verdiept. RD
Gronden van vermaak. Een reconstructie van de ontwikkeling van de buitenplaatscultuur en het buitenplaatslandschap langs de Oude Rijn tussen Leiden en Utrecht (1600-1900). Gerrit van Oosterom. Ongepubliceerde masterscriptie Landschapsgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit der Letteren, Kenniscentrum Landschap. 294 pagina’s en hier te lezen.
Op de website van de RUG staan nog meer interessante masterscripties, ook die het onderwerp KBL raken.
Tot november 2015 is op het Muiderslot de tentoonstelling ‘P.C. Hooft, Prins der Poëten. De man, de prijs, de straat’ te zien. Door de eeuwen heen is de naam van Pieter Corneliszoon Hooft (1581-1647) nauw verbonden met roemrijke vaderlandse literatuur. In 1825 zorgde zijn faam als beroemdste bewoner er zelfs voor dat het Muiderslot niet werd gesloopt. Hoe anders is dit nu. In een onalledaagse biografische tentoonstelling belicht het Muiderslot drie kanten van dit icoon: de man, de prijs en de straat. Als man portretteert men Hooft als een mens van vlees en bloed, getuige ook zijn sprankelende liefdespoëzie waarvan pikante gedichten op de expositie te lezen zijn. Later legt hij zich toe op het beschrijven van de opstand tegen de Spanjaarden. De Historiën zijn niet alleen voor historici en andere schrijvers een rijke bron gebleken; de persoonlijke toon van Hoofts historische getuigenissen hebben sindsdien menig toneel beroerd met toneelbewerkingen, direct geïnspireerd op zijn vaderlandse geschiedschrijving.
In ons land is de P.C. Hooftprijs sinds 1947 toegekend aan schrijvers in het Nederlandse taalgebied en vaak op het Muiderslot uitgereikt. In het kader van het themajaar Schrijvershuis P.C. Hooft, blaast het Muiderslot deze traditie op eigen wijze nieuw leven in met de uitreiking van het eerste Hooftjuweel. Deze nieuwe juniorpoëzieprijs wordt uitgereikt aan de schrijver van het beste gedicht dat de afgelopen dertien jaar is voortgekomen uit Kasteeljuweel, het jaarlijkse poëzieproject voor jongeren op het Muiderslot. Vanaf 9 september maakt ook het werk van de eerste prijswinnaar van het Hooftjuweel deel uit van de tentoonstelling.
Veruit het bekendst is in Nederland de P.C. Hooftstraat in Amsterdam waaraan de expositie en het boekje aandacht besteden toegespitst op het schoonheidsideaal toen en nu. Goed dat men op het Muiderslot aandacht besteedt aan onze grote schrijvers en onderzoekers uit de 17de eeuw en dan ook nog door middel van een spannende en informatieve expositie. RD
P.C. Hooft, Prins der Poëten. De man, de prijs, de straat, Johan Koppenol e.a. Muiden (Muiderslot) 2015. Dit betreft een gebonden uitgave, in de serie Muiderslot katern (Nr. 4) en telt 68 pagina’s met veel kleurenfoto’s. Prijs: € 8,95 of hier te downloaden.
Yme Kuiper is nu enige jaren actief als hoogleraar buitenplaatsen en landgoederen aan de Rijksuniversiteit Groningen. Zijn vakgroep spant zich in om in het onderzoek naar de opkomst en ontwikkeling van de Nederlandse buitenplaats meer samenhang en verbinding tot stand te brengen. Dat is ook een uitgangspunt dat van toepassing is op deze bundel, waaraan een groot aantal wetenschappelijk onderzoekers een bijdrage leverde. Op de achterkant van dit gebonden en fraai uitgegeven boek staat een verwijzing naar een gedachte van Johan Huizinga, die stelde dat onze 17de -eeuw zich kenmerkt door de hang van onze stedelijke voorouders naar de behaaglijke rust van een blij buitenleven.
Wat dit boek interessant maakt is dat het de opkomst en ontwikkeling van het buitenleven en buitengoederen in alle gewesten van de Verenigde Republiek ten tijde van de 17de eeuw behandelt. Met een scherpe analyse door Yme Kuiper van de stand van wetenschap ten aanzien van dit onderzoeksveld begint dit interessante boek, gevolgd door talloze bijdragen over bijvoorbeeld het landbouwbedrijf op 17de-eeuwse buitenplaatsen in Zeeland (Martin van den Broeke), de buitenplaatscultuur in Utrecht (Fred Vogelzang), de inrichting van de grote buitenhuizen in Groningen en Drenthe (Johan de Haan), kastelen en kasteelachtige buitenplaatsen in Limburg (Evelyn Ligtenberg). Elyze Storm-Smeets leverde samen met Ben Olde Meierink een bijdrage aan het artikel over de opkomst van de Gelderse buitenplaatscultuur maar verdient ook een pluim voor haar beeldredactie van dit boek. Door een keuze te maken uit bekende en (veel) minder bekende afbeeldingen is deze uitgave een aantrekkelijk geheel geworden. Wel dient de lezer er rekening mee te houden dat bij de samenstelling van zulke bundels soms dubbele informatie voorkomt of dat er soms tegengestelde opvattingen te lezen zijn. Ook is de ene auteur iets getalenteerder dan de ander al neemt dit niet weg dat dit boek een waardevolle bijdrage levert aan onze kennis rond de opkomst en uiteenlopende verschijningsvormen van het buitenleven tijdens de 17de eeuw in de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën. Het wachten is nu op een vervolguitgave waarin een groep onderzoekers de 18de eeuw op een gelijke wijze behandelt. Voor de buitenplaatsen en het buitenleven was die eeuw feitelijk het tijdperk waarop het predicaat Gouden Eeuw van toepassing is en veel elite zich een buitenplaats veroorloofde. RD
Buitenplaatsen in de Gouden Eeuw. De rijkdom van het buitenleven in de republiek is gebonden en telt 336 pag. Uitgeverij Verloren. ISBN 978 908 704 53 88. Prijs: € 34,-
In het vierde kwartaal van 2015 geeft de Federatie Particulier Grondbezit (FPG) samen met uitgeverij Matrijs het boek ‘Ondernemen met natuur’ van Hans Kamerbeek uit.
Het boek bevat 208 interessante bladzijden vol met verdienmodellen, besparingen en talloze tips uit de praktijk van particulieren en terrein beherende organisaties. Kortom: voor iedere eigenaar of beheerder van bos, natuurterrein of landgoed een aanrader.
Het rijk geïllustreerde boek (formaat 22 x 28 cm) bestaat uit veertien hoofdstukken met onderwerpen als productie, gezondheidszorg, maatschappelijke diensten, jeugd, sponsoring, schenkingen en fondsen, gebiedsaanpak, recreatie en sport, publiekstrekkers, boeren en natuur. Daarnaast zijn meer dan twintig boeiende interviews opgenomen.
De voorintekenprijs (tot 15 oktober) bedraagt € 24,95 euro per stuk , de winkelprijs is straks 29,95! FPG-leden ontvangen (zolang de voorraad strekt) hierop € 4,95 korting. De verzendkosten bedragen € 3,50 per boek. Intekenen kan hier.
Op 18 mei 1915 werd de Cornelia-Stichting opgericht, zo vernoemd naar de in 1880 aan tuberculose overleden Cornelia van Lynden. Zij was enigst dochter van de vermogende Rein van Lynden en Maria (Marie) van Pallandt. Deze adellijke familie was grootgrondbezitter in en rond Beetsterzwaag waar zij talrijke pachtboerderijen bezat en waar zij tijdens de zomermaanden op Lyndensteyn verbleef. De winter werd in het stadshuis te Den Haag doorgebracht.
Dit boekje bevat de biografie van het korte leven van Cornelia van Lynden, bij wie in 1875 ‘chirurgische’ of bot-tuberculose werd geconstateerd. Deze niet besmettelijke TBC-variant tast gewrichten en botten aan en werd destijds door het sluimerende karakter meestal te laat gediagnosticeerd. Rust en gezonde voeding werden als geneesmiddel aangewend maar bleken meestal niet afdoende. Vier jaar later overleed Cornelia waarbij zij ontroostbare ouders achterliet. Tijdens haar korte leven gaf Cornelia blijk van een betrokkenheid bij het wel en wee van mensen in haar omgeving. Op jeugdige leeftijd speelde zij met een huisapotheek en voorzag omwonende boeren en personeelsleden van ‘medisch’ advies maar ook van werkende medicamenten. Ook schonk zij geld en goederen aan een weeshuis te Neerbosch.
Lyndenstein, Beetsterzwaag
Om deze redenen besloot het echtpaar Van Lynden-van Pallandt een enorm geldbedrag na te laten aan Jacob van Pallandt, de meest favoriete oom van Cornelia, met de opdracht om met dit kapitaal na zijn dood een stichting op te richten ter nagedachtenis van Cornelia van Lynden. De opgerichte stichting had als voornaamste doel het financieren van ziekenhuis opnames van ziekelijke kinderen uit de dorpen Beetsterzwaag, Beets, Siegerswoude, Wijnjeterp, Lippenhuizen en Terwispel (alle gelegen in het Friese Opsterland). Ook moest geld beschikbaar zijn voor de financiering van een zendingspost in Beetsterzwaag. Liefdadigheid en geloof hoorden in die tijd vaak bij elkaar. In 1968 droeg de stichting haar uitvoeringspraktijk over aan Revalidatie Friesland en ging voort als vermogensfonds. Het verhaal wordt geschetst tegen een achtergrond van familiegebruiken en -omstandigheden in de families Van Lynden en Van Pallandt en werd uitgegeven bij gelegenheid van het 100-jarig bestaan van de stichting. RD
In naam van Cornelia. Cornelia van Lynden 1860-1880). Anton van Renssen. Rotterdam 2015
Softcover, 80 pagina’s. Uitgever: Stad en Bedrijf, Rotterdam voor de Cornelia Stichting. ISBN 978-90-819748-8-2. Prijs: € 17,50
Deze uitgave van de Cornelia Stichting werd bezorgd door Historisch onderzoeksbureau Stad en Bedrijf. Dit bureau is gespecialiseerd in onderzoek naar de geschiedenis van bedrijven en instellingen, ondernemersbiografieën en in de geschiedenis van de regio Rotterdam. Het boekje is te bestellen bij Stad en Bedrijf of bij uitgeverij Louise.
De verwerving van hakhout, doorgaans op basis van zorgvuldig opgezette meerjarenplanningen, dragen eeuwenlang bij aan de inkomsten van KBL. Bij de (eiken)hakhoutcultuur worden bomen tot de grond of hoger afgehakt zodat ze later met meer stammen uitlopen. Na acht tot twaalf jaar vindt het afhakken plaats en kan een nieuwe hakhoutcyclus beginnen. De hakhoutproductie leverde bovendien ook tal van bijproducten op zoals bijvoorbeeld eek en rijshout. Meer dan in onze tijd wisten onze voorouders waarvoor de houtopbrengst van uiteenlopende boomsoorten kon worden benut. Ook was men zich in het verleden meer bewust van het feit dat bomen kapitaalgoederen vertegenwoordigen. Het in bezit hebben van veel bomen betekende rijkdom en dwong respect af. Balthazar Scott bijvoorbeeld was bij leven eigenaar van bijna alle bomen in de toen net droogbemalen Watergraafsmeer te Amsterdam. Over hakhout en de gebruiken die met dit fenomeen samenhangen is in de loop der jaren weinig geschreven en al helemaal niet voor een breed publiek. Bovendien dateren bestaande publicaties meestal uit de 19de eeuw. Alleen al om deze reden is het boek over eikenhakhout langs de Overijsselse Vecht en rond Dalfsen een waardevolle en welkome uitgave.
Ab Goutbeek schreef een aantrekkelijk en leesbaar boek over dit fenomeen. De auteur, die zijn leven lang in Dalfsen woont, is een groot natuurliefhebber en kent het omringende gebied dan ook op zijn duimpje. Bioloog Rienk-Jan Bijlsma en landschap-historicus Theo Spek werkten ook mee aan dit boek, dat uit zeven heldere hoofdstukken bestaat. Voor liefhebbers van KBL is in deze studie veel nuttige informatie over de winning van hakhout te vinden en dus ook informatie over de wijze waarop bossen van KBL in het verleden werden beheerd. Zo gaat de auteur in zijn vijfde hoofdstuk in op de hakhoutcultuur op Den Berg tussen 1646 en 1926 en besteedt hij in eerdere hoofdstukken aandacht aan het kasboek van pachter Egbert Lankhorst (1788-1868). Deze pachtte voor de winning van hakhout terwijl hij in rustigere maanden als timmerman in dienst was bij de verpachter en eigenaar van Den Berg, C.W. van Dedem. Interessant is ook de beschrijving van de uitvoeringspraktijk van het verwerven van hakhout, eek, rijshout, duizendhout en andere producten die met deze vroegere bedrijfstak te maken had. Het boek is rijk geïllustreerd en voorzien van een handige verklarende woorden- of begrippenlijst. Kortom, met de publicatie van dit boek is een lezenswaardige studie verschenen over deze vanouds belangrijke economische drager van KBL en voorziet het in belangrijke kennis rond dit voor KBL-eigenaren vanouds belangrijke fenomeen. RD
Eikenhakhout langs de Vecht. Ambacht rond Dalfsen in de negentiende eeuw.
Ab Goutbeek, Utrecht 2015.
Gebonden, 144 pagina’s. Uitgever: Matrijs. ISBN 978 90 5345 490 9 Het boek is via de website van Matrijs tot 15 november 2015 van € 24.95 voor € 19.95 te verkrijgen.
Twee ondernemende families, een landgoed en een verzekeringsbedrijf in Overijssel (1797-2015)
In dit goed geïllustreerde boek komen uiteenlopende verhalen bijeen van twee aan elkaar geparenteerde katholieke families, te weten Van Sonsbeeck en Van Voorst tot Voorst. In deze verhalen speelt het landgoed Den Alerdinck II te Laag-Zuthem een rol. Dit landgoed werd in 1868 als gevolg van erfenisafhandelingen afgesplitst van de eveneens in Laag-Zuthem gelegen havezate Den Alerdinck. Die havezate werd vanaf dat moment ook wel Den Alerdinck I genoemd en werd in 1868 door een Van Dedem aangekocht. De geschiedenis van deze landgoederen reikt terug tot in de late 15de eeuw toen er al sprake was van een Groot- en Klein-Alerdinck. De toevoeging ‘inck’ of ‘ing’ aan de naam Alerd of Alert maakt duidelijk dat deze havezate hem toebehoorde. Als Peter van Uterwijck het huis koopt, verkrijgt Den Alerdinck het predicaat havezate. Onder eigenaar Bernardus Josephus van Sonsbeeck, die het ongedeelde goed in 1797 koopt, ondergaat het landgoed nieuwe ingrijpende veranderingen. De ondernemer Van Sonsbeeck verwierf zijn aanzienlijke vermogen na de oprichting in 1809 van een onderlinge brandwaarborgmaatschappij. Dit bedrijf zou later bekend worden onder de naam De Overijsselsche.
In dit boek komen drie onderwerpen uitgebreid aan bod. Dit zijn de geschiedenis van het nu 120 hectare tellende landgoed Den Alerdinck II, de bedrijfsgeschiedenis van De Overijsselsche en de geschiedenissen van families Van Sonsbeeck en Van Voorst tot Voorst. Tot deze laatste familie behoort ook Seger van Voorst tot Voorst, die sedert 2003 directeur/bestuurder is van Stichting Het Nationale Park De Hoge Veluwe. Over het landgoed zijn vele interessante verhalen in het boek te vinden. Zo is bijzonder op Den Alerdinck II dat alle paden en wegen door bomen zijn afgezoomd waardoor hier enkel lanen voorkomen. De huidige generatie Van Voorst tot Voorst beheert het landgoed actief en ontplooit er geen commerciële activiteiten al kunnen bezoekers op gezette tijden wandelingen maken over het uitgestrekte en fraaie landgoed Den Alerdinck II, waar men het hoofd boven water houdt door (erf)pachten en houtverkoop. RD
Een toekomst waarborgen. Twee ondernemende families, een landgoed en een verzekeringsbedrijf in Overijssel (1797-2015) Jan van de Wetering. Zwolle 2015
Gebonden, 256 pagina’s. Uitgever: Uitgeverij Waanders & de Kunst bv. ISBN 978 94 6262 043 8 Prijs: € 29,95
Frederik der Nederlanden maakte in zijn lange leven de troonsbestijging mee van zijn vader (Willem I), van zijn broer (Willem II) en die van zijn neef (Willem III). Dienstbaar zoals hij zich ten aanzien van de Oranjedynastie opstelde, was deze prins een bescheiden, haast verlegen man, die wijsheid, verstand en inzicht in zich verenigde. Gezien de grillige, soms opvliegende en zelfs agressieve karakters van sommige van zijn familieleden, was hij voor vele hovelingen, diplomaten en politici een verademing in de omgang en voor overleg, ook over staatszaken.
In deze biografie gaat Anton van der Sande, die onder andere emeritus bijzonder hoogleraar Vrijmetselarij aan de Universiteit van Leiden was, uitgebreid in op vrijwel onbekende telg uit de Oranjedynastie. Door zijn karakter en opstelling wist prins Frederik het Huis van Oranje door meerdere dynastieke stormen en rampen te loodsen. Zijn leven lang koesterde hij sympathie voor Pruisen. Dit kwam voort uit de omstandigheid dat hij daar zijn jeugd heeft doorgebracht en er een levenslange liefde opvatte voor alles wat met het leger te maken had. De auteur besteedt aandacht aan zijn rol in de Belgische onafhankelijkheidsstrijd, aan het opkomende Liberalisme en de veranderende politieke constellatie en ingrijpende grondwetswijzigingen in zijn tijd en aan Frederiks verbondenheid met de Vrijmetselarij, waarvan hij 65 jaar grootmeester-nationaal was.
Alhoewel ook vele voorvallen uit zijn privéleven de revue passeren, besteedt de auteur helaas weinig aandacht aan Frederik als grootgrondbezitter. Hij bezat talrijke buitenplaatsen en landgoederen in binnen- en buitenland en dit bezit wist hij door landaankopen telkens uit te breiden. Door dit omvangrijke groene bezit behoorde hij tot de hoogst aangeslagen belastingbetalers van ons land. Bij leven bezat hij onder andere te Wassenaar de buitenplaatsen Backershagen, Groot Hazenbroek, Ter Horst, Raaphorst, Eikenhorst en De Pauw. Op deze laatste plaats woonde hij met zijn vrouw Louise van Pruisen, die men ook wel aanduidde als prinses Frederik, en hun kinderen. Frederik hield hier een omvangrijke hofhouding aan. Ook bezat hij het tegen de Poolse grens gelegen, 835 hectare tellende landgoed Muskau. Ook meldt het boek weinig over Frederiks’ interesse in tuinarchitectuur en tuinkunst. Nu maar hopen dat dit boek zal leiden tot een vervolgstudie waarin juist deze meer persoonlijke aspecten aan bod zullen komen. (RD)
De Pauw, Wassenaar
Anton van de Sande, Prins Frederik der Nederlanden 1797-1881. Gentleman naast de troon,
Nijmegen 2015 Gebonden uitgave, 352 pagina’s. Prijs € 27,50 tot 1 augustus 2015. Daarna € 32,50. ISBN 978 94 6004 122 8
Amsterdams Arcadia. De ontdekking van het achterland
Marc Glaudemans, Amsterdams, 2000
In 2000 promoveerde Marc Glaudemans op een studie getiteld: Amsterdams Arcadia. De ontdekking van het achterland. Amsterdams Arcadia is de (fictieve) naam van het in de 17de en 18de eeuw met buitenplaatsen bezaaide achterland van Amsterdam. Deze studie gaat in op dit gebied en beschrijft hoe vanuit het 17de-eeuwse Amsterdam, langzaam maar zeker het groene, agrarische en woeste achterland werd opgezocht en gecultiveerd. Nadruk ligt op de buitenplaats in al zijn hoedanigheden en begrepen als een fenomeen van verstedelijking. Het grote aantal buitens rondom de stad kan dan wel niet gezien worden als een stadsuitbreiding in de klassieke zin, maar het moet volgens Glaudemans wel begrepen worden als een verruiming van de stad. Stank en hitte waren niet de enige redenen om de stad tijdens de zomer te verruilen voor de buitenplaats. Nee, men nam huisraad, bibliotheek maar ook de stedelijke cultuur en mentaliteit mee naar buiten. In de tuinen ontspande men zich, maar laafde men zich ook aan botanische en natuurkundige experimenten, aan de politiek, maar ook aan dichtkunst en literatuur. En vaak waren zichtlijnen van de tuin gericht op een van de torens van Amsterdam, die in het vlakke land van kilometers ver te zien waren. Het aantal en hoge dichtheid aan pleziertuinen, theekoepels, buitens en landgoederen is een uniek Europees fenomeen.
Amsterdam is door historici en reisgidsen ten onrechte bestempeld als een compacte stad van grachten binnen de stadsmuren. Al in de 18de eeuw was de stad een echte metropool, bijna net zo grenzeloos en diffuus als de hedendaagse varianten. De waardering voor deze uitgestrektheid was echter een heel andere, en om dat te begrijpen neemt de auteur ons mee op een aantal bespiegelingen over de aard van de stad. Griekse filosofie, Romeinse dichtkunst en de zogenaamde ‘fysico-theologie’ van de 18de eeuw passeren de revue en worden geduid als achtergrond waartegen het Amsterdams Arcadia beter als fenomenaal historisch fenomeen kan worden begrepen. Tevens geeft het boek in talrijke illustraties, kaartbeelden en fragmenten uit de 18de eeuw, een idee van hoe het Amsterdamse Arcadia door tijdgenoten werd ervaren. Deze studie kan worden gelezen als intellectuele voorbereiding op een zoektocht naar de wortels van het huidige achterland van Amsterdam. Tal van buitens bestaan nog steeds en ook het landschap dat zij formeerden is hier en daar nog goed te ervaren. Het is opmerkelijk – vanuit het perspectief van deze studie – dat die restanten nu als ‘natuur’ gekoesterd en beschermd worden, terwijl ze hier beschreven worden als product van een hoog-stedelijke en welbewuste cultuur.
‘Amsterdams Arcadië. De ontwikkeling van het Achterland’ telt 200 pag. en is nu voor € 12.50 excl. verzendkosten te koop via sKBL