C. Boschma-Aarnoudse, Buitenplaatsen in de Purmer. Investeren en buiten leven in een Noord-Hollandse polder, Wormer 2016
Amsterdam bloeide in de 17de eeuw waardoor veel kooplieden hun verdiensten omzetten in grondbezit. Dit is begrijpelijk want er waren niet veel betrouwbare investeringsmogelijkheden. Men kocht huizen, kunst en rariteiten, bont, goud en juwelen, verstrekte rentende leningen of investeerde in de lucratieve maar risicovolle VOC. Grondbezit was veiliger én renderend al was er regelmatig veepest, maakten overstromingen landbouwgebieden onbruikbaar en kwamen misoogsten vaak voor, waardoor pachters niet aan hun financiële verplichtingen konden voldoen. Zo werden Amsterdamse kooplieden grootgrondbezitters in de gewesten Holland en Utrecht. Hun geld en omvangrijke landbezit maakten hen tot oligarchen en tot de meest invloedrijke figuren in de Republiek. Door haar grootgrondbezitters werd Amsterdam al in de 17de eeuw een metropool waar stedelingen tot ver buiten de stad de toon aangaven. Bezaten rond 1600 gegoede Haarlemmers veel landerijen in Kennemerland, na 1650 zijn hier voornamelijk Amsterdammers te vinden, net zoals in de Gooi- en Vechtstreek. Door een blijvende investeringsvraag naar land, werd het zinvol om de talrijke meren noordelijk van Amsterdam droog te leggen.
Eerder had het stadsbestuur besloten om de Watergraafsmeer leeg te malen waarmee de stad 700 ha. nieuw land verwierf en waar weldra buitenplaatsen en pleziertuinen verrezen. Ook de Beemster, Purmer en Schermer werden droog bemalen maar hier waren het kooplieden die met elkaar geld inlegden om deze projecten te realiseren. Hoe meer men inlegde, hoe meer land men terugkreeg en degene met het meeste land werd tot dijkgraaf benoemd. Zo simpel was het toen. Over deze aanleg en inrichting van de 7.100 hectare tellende Beemster, die weldra ruim 50 buitenplaatsen telde, is al veel onderzoek verricht maar over het ontstaan van de Purmer zijn wij minder goed geïnformeerd. Daarom is deze studie van Corrie Boschma een welkome en interessante aanvulling. In dit toegankelijke, prettig leesbare boek legt zij uit hoe de polder ontstond en tot bloei kwam, met welke belastingvrijstellingen de eerste kolonisten werden verleid en welke buitenplaatsen er werden aangelegd. Knap weet zij gebeurtenissen in de polder te verbinden aan Amsterdamse eigenaren en stedelijke ontwikkelingen en verhaalt zij ook hoe de Amsterdammers de Purmer de rug toekeerden en lokale notabelen er de touwtjes in handen kregen.
Het mag duidelijk zijn dat toen, net als nu, alles in deze polder draaide om landbouw en veeteelt en vooral om rendement waarvan eigenaren op hun fraaie buitenplaatsen in de Purmer gedurende de zomermaanden de zoete vruchten plukten. Dit boek brengt deze polder- én Amsterdamse stadsgeschiedenis onder de aandacht van een geïnteresseerd publiek, wonend in de moderne Metropoolregio Amsterdam (MRA), die in veel lijkt op haar 17de-eeuwse voorganger. In dit boek is te lezen hoe het de Amsterdamse families in de Purmer verging, de voorspoed van de beginjaren, maar ook het onheil door de 18de-eeuwse runderpestepidemieën. Het Amsterdams grootkapitaal maakte toen plaats voor dat van vermogende families uit Purmerend, Edam en Monnickendam die de oude buitenplaatsen herstelden of nieuwe herenhuizen optrokken waar men vaak permanent woonde. Verschillende plantagiën van weleer werden door houthandelaren ingericht tot boomkwekerijen. De lotgevallen van 19 buitenplaatsen, van de families en de tuinlieden die er woonden, zijn uitgebreid beschreven. Het boek eindigt met de teloorgang van de buitenplaatsen na 1750. (RD)
Buitenplaatsen in de Purmer. Investeren en buiten leven in een Noord-Hollandse polder telt 132 pagina’s, is een gebonden en kleurrijke uitgave. Uitgegeven door Stichting Uitgeverij Noord-Holland.
ISBN 978 90 78381-88-4
Prijs: € 24,95 Te bestellen via Uitgeverij Noord-Holland