Andermans Veren

Door Peter Korver, kunstschilder


In het dorp Driemond langs de weg van Amsterdam naar Weesp werden halverwege de 17de eeuw twee monumentale landgoederen gebouwd aan weerszijden van het water, Schoonoord en Driemond. Beide huizen werden midden 19de eeuw gesloopt. De monumentale fontein van Ignatius van Logteren uit 1714 verhuisde naar Huis Frankendael te Amsterdam. Slechts een 18de-eeuwse toegangspoort en een elegant theepaviljoen bleven over op het terrein waar in 1875 de huidige villa werd gebouwd.
Ooit waren beide Driemondse buitenplaatsen omgeven door uitgestrekte formele tuinen, vijvers, fonteinen en menagerieën. Stoopendaal maakte er in 1719 prachtige gravures van. Het meest tot de verbeelding spreken echter de vier kamervullende schilderingen van Melchior de Hondecoeter. Zijn enorme ‘Vogelpark met huis te Driemond’ uit ca.1671 is te zien in de Rembrandtzaal van de Alte Pinakothek in München.

Gezicht over het water op de buitenplaats Driemond, gelegen op de plek waar het Gein, de Gaasp en het Smal Weesp samenkomen, D. Stoopendaal 1718/1719 (Beeldbank Het Utrechts Archief)

Op een plattegrond uit 1799 zien we de theekoepel van Driemond aan de oever van het Smal Weesp staan, een passende locatie om de destijds nog kostbare thee te genieten, een etalage om te zien en gezien te worden. Vermoedelijk aan het begin van de 19de eeuw werd de Driemondse theekoepel een paar honderd meter verplaatst, om zo min of meer onderdeel van de menagerie van het oorspronkelijke huis Schoonoord te worden.
Aangezien theekoepels vaak ook nog een formele verwantschap met vogelkooien vertonen, leek het mij passend om de dieren die in de 17de en 18de eeuw Nederlandse menagerieën bevolkten als uitgangspunt te nemen voor een nieuwe plafondschildering in dit historische gebouwtje.

De 18de-eeuwse theekoepel van Driemond in 2019 ©Peter Korver

Pauw
Een bekende plafondschildering van Abraham Busschop (1670-1729) uit 1708 in de collectie van het Dordrechts Museum, toont een raaf die wordt beroofd van de gevonden en gestolen veren waarmee hij zichzelf heeft getooid. Tijdens het ontwerpproces bleef een pauw, geleend uit dit werk, steeds opnieuw opduiken in de collages en tekeningen die ik maakte. Uiteindelijk accepteerde ik zijn aanwezigheid maar en nam ik het dier als citaat op in het nieuwe werk.

Pauw, detail van de nieuwe plafondschildering in de Driemondse theekoepel Â©Eddy Wenting

Interessante bijkomstigheid was dat deze geleende vogel van Busschop een verschuiving in de betekenis van het beeld teweegbracht en het zich daarmee leek te schikken in een lange traditie van fabelschilderingen; beelden van raven met gestolen veren, bestraft als vermaning tegen het pronken met rijkdom, prestaties, eigendommen of ideeën die oneerlijk zijn toegeëigend.
De populariteit van menagerieën en naturaliëncollecties in de 17de en 18de eeuw hield verband met verschillende sociale en culturele ontwikkelingen, waaronder een toenemende of zelfs modieuze publieke belangstelling voor wetenschap. Bijzonder in deze context is echter dat het op een meer fundamenteel niveau precies dit is, wat er gebeurt in een menagerie; het pronken met diegenen die onder dwang werden toegeëigend, opgesloten en als kleurrijk ornament tentoongesteld.

Schepen uit wat destijds bekend stond als Oost- en West-Indië namen vrijwel altijd wilde dieren mee als extraatje op hun maandenlange terugreis. Hoewel de overlevingskansen extreem klein waren, wachtte in Holland een vrijwel onverzadigbare markt voor al dan niet levende naturaliën. Het nieuwe plafond toont een selectie van zulke exotische vogelsoorten die in het 17de-eeuwse Holland te vinden waren. De vogels zijn gegroepeerd in globaal drie clusters naar hun plaats van herkomst in Zuidoost-Azië en Latijns-Amerika.

Plafondschildering theekoepel ©Eddy Wenting

Raven
Raven kregen een plek in het theehuis op een set nieuwe dessus de porte schilderijen boven de ramen en de deur. In deze setting tonen de vogels hun verworven veren ongestoord. Poserend vol zelfvertrouwen tekenen zij zich af tegen een lege lucht boven een lage horizon.
Melchior d’Hondecoeter (1636-1995) schilderde Huis te Driemond en zijn exotisch gevogelte tegen de achtergrond van een geïdealiseerd Italiaans landschap. Deze raven tonen zich in een Hollandse polder met historische details op de achtergrond, als decorstukken in een theater. We zien de 18de-eeuwse poort van Huis Schoonoord, het theepaviljoen zelf en de gevel van Huis Driemond, zoals we die kennen uit de gravures van Daniël Stoopendaal (1672-1726) en het schilderij van d’Hondecoeter. Een van de schilderijen toont een windmolen ver weg aan de horizon. Het is de Broekzijdermolen, die in 1641 even verderop langs het Gein werd gebouwd. Tot voor kort maalde de molen deze drassige gronden droog, waardoor Huis te Driemond hier gebouwd kon worden en deze raven droge voeten hielden. Een technische voorziening als klein detail in de verte, wat het theater op de voorgrond mogelijk maakt.

Raaf, een van de nieuwe bovendeurstukken in de Driemondse theekoepel ©Eddy Wenting

Een omgekeerde fabel
De Hollanders vergaarden in de 17de eeuw hun rijkdom voornamelijk door handel, maar vaak ook door middel van het geweld en de brute wreedheden die vaker gepaard gaan met een positie van maritieme en militaire dominantie. De Raaf kreeg in de fabels van Aesopus en la Fontaine – hoofdpersoon van tal van Nederlandse vogelschilderijen en plafonds – uiteindelijk een pak slaag voor zijn oneerlijke gedrag jegens de andere vogels en bracht zo zijn deugdzame en vermanende boodschap aan ons over. Het Hollands vertoon van opgebouwde rijkdom bleef in werkelijkheid grotendeels onbesproken.
We kunnen ons verhouden tot het verhaal van het individuele dier, dat ooit op een dag ergens in Batavia, Ceylon of Suriname werd gevangen, toegeëigend, een soms jarenlange zeereis overleefde en uiteindelijk zijn latere dagen zou slijten als ornament in een menagerie van een rijke buitenplaats ergens in de veengebieden buiten Amsterdam. Onlangs sprak ik een jonge Nigeriaanse die in Rotterdam internationale betrekkingen studeert en in Amsterdam woont en werkt als au-pair. Bij het zien van mijn schildering zuchtte ze en vatte het bondig samen: ‘Uiteindelijk is het net als slavernij, niet waar? Precies hetzelfde als iedere andere vorm van toe-eigening, zowel toen als nu. Met slechts een enkele zin verander je het lichaam van ‘de ander’ in een voorwerp: ik vind het mooi … ik wil het wel hebben.’

©Eddy Wenting
Scroll naar boven