In deze dissertatie onderzoekt kunsthistoricus Wendy Wiertz de positie en betekenis van adellijke kunstenaressen in de 19de eeuw in Belgiƫ. Professioneel konden vrouwen, laat staan adellijke vrouwen, zich nauwelijks emplooien. Op het werken met de handen werd immers neergezien en het uitoefenen van een beroep was voor vrouwen uit de hogere echelons niet comme il faut. Om die reden werden de kunstwerken die artistiek onderlegde vrouwen maakten, al snel naar de hoek van de amateurkunst verwezen: aardig maar nauwelijks interessant. De kunstwerken werden amper gewaardeerd volgens een objectief artistiek oordeel. Toch toont dit onderzoek aan dat adellijke vrouwen met een artistiek talent toch tot een eigen (zelfstandige) ontwikkeling konden komen. Het bood hun de mogelijkheid zich een plek te veroveren in artistieke milieus, hun contactenveld buiten hun familie te vergroten en een zekere mate van persoonlijke en maatschappelijke erkenning te verwerven. Bovendien droegen zij met hun kunstproductie bij aan het vastleggen van mensen en/of hun omgeving. Vaak legden de dames zich toe op het borduren, het schilderden en het tekenen. Traditioneel legden vrouwen in ons land, maar waarschijnlijk ook in Belgiƫ, zich toe op botanische tekeningen of bloemstillevens. Academies stonden niet voor hen open en vaak werden zij door privƩleraren (vaak kunstschilders) opgeleid. Pas aan het einde van de 19de eeuw veranderde dit.
Onder de adellijke vrouwen die in dit onderzoek onder de loep zijn genomen, bevinden zich Emilie hertogin dāUrsel (familieportretten, beschilderingen van kamerschermen), Sophie von Auersperg (familieportretten en interieur), Louise dāOrlĆ©ans, (1ste) koningin van BelgiĆ« (borduurkunst), HenriĆ«tte de Villermont, (portretten), Jeanne de Steenhault de Waerbeeck (portretten) en tal van anderen. Ook in de Franse adellijke bankiersfamilie De Rothschild was veel vrouwelijk artistiek talent aanwezig. Een van hen was ZoĆ« Lucie Betty (Lucie) de Rothschild (1863-1916) die door haar huwelijk met LĆ©on Lambert (1851-1919) in Brussel belandde en daar een salon begon. Zij schilderde en maakte prachtige portretten van de componist Reynaldo Hahn, Louis Duchesne en HĆ©lĆØne de Zuylen de Nyevelt de Haar.
Dit goed en rijk geĆÆllustreerde boek telt vier hoofdstukken die de lezer verhalen over de plekken waar de kunstenaressen leefden en werkten. Vaak was dit thuis, maar ook bezochten zij liefdadigheidssalons en kunstexposities waaraan zij deelnamen. Eerst gaat Wiertz in op de wijze waarop deze vrouwen zich artistiek ontwikkelden en hun kunsten onder de knie kregen. In een volgend hoofdstuk gaat de auteur in op de vraag hoe opleidingsmogelijkheden hen de kans boden een netwerk aan te gaan en te vergroten. Interessant is ook de analyse van de wijze waarop de vrouwen zichzelf portretteerden. Een bijzonder boek over een weinig onderzocht en onderbelicht onderwerp waarvan ik mij afvraag of dit voor ons land op een samenhangende wijze ooit onderzocht is. RD
Adellijk en artistiek. Amateurkunstenaressen met blauw bloed in BelgiĆ« (1815-1914) verscheen bij de Universitaire Pers Leuven. Het boek telt 256 paginaās, telt vele kleurrijke afbeeldingen van kunstwerken en is een paperback.
Wendy Wiertz, Adellijk en artistiek. Amateurkunstenaressen met blauw bloed in Belgiƫ (1815-1914)
ISBN 978 9462 703223
Prijs ā¬ 55