
Bij Uitgeverij W-books verscheen onlangs een kloek boek over de geschiedenis van de Utrechtse ridderschap. De historicus Renger de Bruin werd hiervoor vrijgemaakt van zijn universitaire onderwijstaken en werkte vier jaar aan dit boek. Al in 2015 waren gesprekken gaande om tot een uitgave over de geschiedenis van de Utrechtse adel te komen. Die behoefte werd hen ingegeven nadat eerder een soortgelijke studie over de Gelderse ridderschap tot stand was gekomen. Was dat boek een samenwerking van dertien auteurs rond Coen Schimmelpenninck van der Oye, in Utrecht verrichtte Renger de Bruin dit werk alleen met ondersteuning van een begeleidingscommissie en adviseurs. Voorwaar een indrukwekkende prestatie waarmee ik de auteur en de Utrechtse Ridderschap van harte feliciteer.
De inhoud van dit boek behandelt de opkomst van de Utrechtse adel op een chronologische wijze. Daarmee zijn talrijke oude verhalen uit de Middeleeuwen, ten tijde van de strijd tussen de Friezen en Franken, de tijd ook van Karel de Grote en zijn nageslacht, op informatieve wijze in relatie gebracht met het ontstaan van het omvangrijke en machtige bisdom Utrecht. Vooral dat deel van dit boek biedt een overzichtelijk verhaal van de uitzonderlijke bestuurs- en organisatiestructuren van Utrecht en daarmee samenhangende wetenswaardigheden. De opkomst van de Utrechtse adel begint zo rond 1122 met de bezegeling van een machtsstrijd tussen de paus en de keizer rond de benoemingsrechten van de Utrechtse bisschop. Het celibaat zorgde ervoor dat bij overlijden van een bisschop telkens een nieuwe opvolger gekozen moest worden en dat deed de Duitse keizer lange tijd tot de paus die gang van zaken niet meer accepteerde. Die strijd werd bezegeld in het Concordaat van Worms, dat uiteindelijk lagere elite in en rond dit bisdom ruimte en mogelijkheid gaf zich te gaan ontplooien en door benoemingen, functies en huwelijksverbintenissen steeds meer macht naar zich wist toe te trekken.
Onder de oudste geslachten rekent men de Van Zuylens. Zo wist ik bijvoorbeeld niet dat de naam Van Zuylen verband houdt met het aan de Rijn nabij het Duitse Rees gelegen plaatsje Sulen en dat zij hun ontginningen aan de Vecht later Zuilen zijn gaan noemen naar het toen door de Rijn verzwolgen Sulen. Ook de Van Wulvens hadden al vroeg een groot aanzien en resideerden onder andere op Kasteel Sterkenburg aan de Langbroekerwetering.
Het boek telt negen hoofdstukken. Naast de hiervoor genoemde twee hoofdstukken over de oorsprong en opkomst van de Utrechtse adel, zijn er voorts twee chapiters die ingaan op de Bourgondische en Habsburgse tijden en een op de situatie tijdens de Republiek (1618-1747). Een hoofdstuk heeft betrekking op de periode die leidde tot de Franse Tijd in ons land en het uitroepen van het Koninkrijk der Nederlanden. Met twee hoofdstukken en een slotbeschouwing gaat De Bruin in op de omstandigheden van de Utrechtse ridderschap in de 19de en 20ste eeuw. Daarmee heeft hij een bijzondere bijdrage geleverd aan de kennis over de Utrechtse adel, maar tegelijk ook over vele andere aangelegenheden die deze provincie aangaan. De adel was immers op vele terreinen aanwezig als bestuurder, grootgrondbezitter of als initiatiefnemer van sociale werken. Daarnaast zullen liefhebbers van alles dat samenvalt met de Utrechtse adel hun hart kunnen ophalen aan de vele anekdotes en verhalen in dit boek. Petje af voor de auteur. RD
Adel en Ridderschap in Utrecht verscheen bij Uitgeverij W-books. Het telt 546 pagina’s, is een hard cover uitgave en is rijk voorzien van kleurrijke afbeeldingen en vele informatieve kaderteksten.
Renger E. de Bruin, Adel en Ridderschap in Utrecht
ISBN 978 9462 585 461
Prijs € 59,95