Door Mr. R.J. Nieuwland
In eerdere nieuwsbrieven heb ik het grote belang van de Natuurschoonwet (NSW) voor de Nederlandse particuliere landgoederen aangegeven.
Zoals u wellicht weet, heeft kamerlid Van Veldhoven in januari 2013 kamervragen gesteld over de golfbanen en de Natuurschoonwet. Als reactie hierop heeft de Staatssecretaris een evaluatie van de wet laten uitvoeren. VPHB en FPG hebben daarop direct een gezamenlijke fiscale werkgroep ingesteld en het Molengraaf Instituut opdracht gegeven om het advies Bedoeld en onbedoeld gebruik van de Natuurschoonwet 1928 te schrijven.
Eind oktober heeft de Staatssecretaris van Economische Zaken, mede namens zijn collega van Financiën, de langverwachte brief aan de Tweede Kamer gezonden over de evaluatie van de Natuurschoonwet (NSW).
De Staatssecretaris merkt in zijn brief op dat uit de evaluatie blijkt dat de NSW van groot belang is voor de instandhouding van landgoederen en daarmee voor het behoud van het op deze landgoederen voorkomende natuurschoon. Het is een nuttig instrument, maar tegelijkertijd blijkt dat op onderdelen een actualisering wenselijk is.
De belangrijkste punten uit de brief van de Staatssecretaris worden hieronder kort samengevat:
- Aanleunende en samenwerkende landgoederen: het oppervlaktevereiste natuur en bos wordt verhoogd van 30% naar 50%. Voor aanleunende landgoederen die kleiner zijn dan 1 ha komt de mogelijkheid van rangschikking te vervallen, met uitzondering van het geval waarbij de eigenaar van het landgoed waarbij wordt aangeleund bloot eigenaar van het aanleunende landgoed is.
- Een nieuw landgoed wordt voortaan pas gerangschikt als de natuur op het landgoed daadwerkelijk is gerealiseerd en conform het natuurinrichtingsplan en/of beplantingsplan wordt beheerd.
- Op nieuwe en bestaande landgoederen dient natuur uit robuustere (grotere/meer aaneengesloten) eenheden te bestaan van minimaal 0,5 ha groot en 30 m breed. In waardevolle open (cultuur-)landschappen wordt de verplichte omzoming met houtopstanden gewijzigd, zodat omzoming met natuur mogelijk wordt.
- Aanvullende, inperkende, limitatieve regels betreffende bebouwing op landgoederen wordt overwogen.
- De rangschikking van buitenplaatsen tussen 1 en 5 ha en de daarop voorkomende opstallen wordt gekoppeld aan de status van rijksmonument van de daarop staande opstallen en de historische tuinaanleg. Het criterium aanleg van vóór 1850 vervalt voor de beoordeling of sprake is van een historische tuin.
- Golfbanen kunnen alleen gerangschikt worden als zij echt bijdragen aan het natuurschoon. Het vereiste percentage bos en/of natuur voor golfbanen wordt verhoogd van 30% naar 50%, waarbij ook bovengemelde overige aanscherpingen van belang zijn.
- Samenwerkende landgoederen dienen in samenhang aan het Openstellingsbesluit te voldoen, waarbij de wandelpaden op beide landgoederen aanwezig dienen te zijn en op elkaar dienen aan te sluiten. De regelgeving zal op dit punt worden aangescherpt.
- Mogelijkheden voor een extra financiële prikkel via de NSW om openstelling van NSW-landgoederen te bevorderen ziet de Staatssecretaris vooralsnog niet.
- Ten aanzien van buiten Nederland gelegen onroerende zaken zullen in het Rangschikkingsbesluit nadere eisen worden opgenomen waaraan deze onroerende zaken moeten voldoen om in aanmerking te komen voor rangschikking.
- Er wordt overwogen om landinrichting te vergemakkelijken door eventuele NSW-claims op de grond te verschuiven naar de nieuwe grond.
- De gezamenlijke appartementseigenaren worden op basis van de huidige jurisprudentie als één eigenaar in de zin van de NSW beschouwd. De Staatssecretaris gaat de consequenties hiervan nader bezien.
De uitwerking van bovenstaande punten wordt verwerkt in het Rangschikkingsbesluit NSW, waarbij een ruime overgangstermijn zal worden opgenomen voor het voldoen aan de nieuwe regels.
Wordt vervolgd!
December 2016